ECLI:NL:PHR:2011:BU3786
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Tijdelijk contactverbod in het kader van ouderschapsonderzoek en omgangsregeling
In deze zaak gaat het om een verzoek tot het opleggen van een tijdelijk contactverbod tussen een vader en zijn kinderen, zoals bedoeld in artikel 1:253a lid 2, onder a, van het Burgerlijk Wetboek. Het huwelijk tussen de vader en de moeder is op 19 januari 2004 ontbonden, en uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren. Sinds de scheiding verblijven de kinderen bij de moeder. De rechtbank 's-Gravenhage heeft eerder een omgangsregeling vastgesteld, maar deze is in de loop der tijd gewijzigd door het hof, dat een tijdelijk contactverbod heeft opgelegd. Dit verbod is in het belang van de kinderen geacht, gezien de verstoorde communicatie tussen de ouders en de noodzaak om de kinderen te beschermen.
De vader heeft cassatie ingesteld tegen de beslissing van het hof, waarin hij onder andere klaagt over de motivering van het contactverbod en de afweging die het hof heeft gemaakt tussen de belangen van de kinderen en de gevolgen van het contactverbod. Het hof heeft in zijn eindbeschikking geoordeeld dat het tijdelijk contactverbod noodzakelijk is, en dat de klachten van de vader niet voldoende onderbouwd zijn. De vader heeft in zijn cassatierekest verschillende onderdelen aangevoerd, maar het hof heeft deze klachten als ongegrond afgewezen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de klachten van de vader niet tot cassatie kunnen leiden. De beslissing van het hof is voldoende gemotiveerd en houdt rekening met de belangen van de kinderen. De A-G adviseert om het cassatieberoep te verwerpen, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie.