ECLI:NL:PHR:2011:BR6602

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03491 P
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep

In deze zaak, die werd behandeld door de Hoge Raad op 25 oktober 2011, staat de profijtontneming centraal. De betrokkene, die was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, had een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 63.703,76. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch had de betrokkene de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De zaak is samenhangend met andere zaken, genummerd 09/03491P, 09/03490 en 09/03107, waarover ook conclusies zijn getrokken. De advocaat van de veroordeelde, mr. A.C.J. Lina, heeft één middel van cassatie voorgesteld, dat betoogt dat het arrest van het Hof in de ontnemingszaak moet worden vernietigd indien het arrest in de strafzaak dat aan de ontnemingszaak ten grondslag ligt, wordt vernietigd. De Hoge Raad concludeert dat er geen belang is voor de veroordeelde bij het cassatieberoep, omdat de vernietiging van het arrest in de strafzaak niet automatisch leidt tot de vernietiging van de uitspraak in de ontnemingszaak. Dit leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Advocaat-Generaal verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin is vastgesteld dat de vernietiging van een arrest in de strafzaak geen grond vormt voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak in de ontnemingszaak.

Conclusie

Nr. 09/03491 P
Mr. Vellinga
Zitting: 30 augustus 2011
Conclusie inzake:
[Veroordeelde = betrokkene]
1. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft het door de veroordeelde uit 1. "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod" verkregen voordeel vastgesteld op € 63.703,76 en aan de veroordeelde ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 63.703,76.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 09/03491P, 09/03490 en 09/03107. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens veroordeelde heeft mr. A.C.J. Lina, advocaat te Venlo, één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel strekt ten betoge dat het arrest van het Hof in de ontnemingszaak moet worden vernietigd wanneer het arrest in de strafzaak dat aan de ontnemingszaak ten grondslag ligt wordt vernietigd.
5. Art. 511i Sv luidt:
"Een uitspraak op de vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht vervalt van rechtswege, doordat de uitspraak als gevolg waarvan de veroordeling van de verdachte, als bedoeld in artikel 36e, eerste onderscheidenlijk derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, achterwege blijft, in kracht van gewijsde gaat."
6. Dit betekent dat enig belang van de veroordeelde bij het cassatieberoep ontbreekt en de veroordeelde dus niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.(1)
7. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie HR 14 april 1998, NJ 1999, 75 (HR ziet in vernietiging arrest in strafzaak geen grond ambtshalve de uitspraak in de ontnemingszaak te vernietigen) en HR 17 februari 2004, LJN AO1401(cassatieberoep in ontnemingszaak niet-ontvankelijk in een geval waarin het arrest van het Hof in de strafzaak eindigde in niet-ontvankelijkheid).