ECLI:NL:PHR:2011:BR2046

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04956
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • J. Spier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep Peha Ontwikkeling BV tegen Esso Nederland BV inzake verjaring en onrechtmatige daad

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van Peha Ontwikkeling BV tegen Esso Nederland BV, dat betrekking heeft op een vordering die in appel aan de orde is gesteld. De Hoge Raad behandelt de zaak naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof, dat op 23 september 2011 is gewezen. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, mr. J. Spier, heeft op 24 juni 2011 een conclusie getrokken inzake deze zaak.

De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep tijdig is ingesteld. Het arrest van het hof berust op twee zelfstandige gronden. De eerste grond betreft de verjaring van de vordering, zoals deze in appel is behandeld. Dit oordeel van het hof wordt in cassatie niet bestreden, wat betekent dat de vordering als verjaard wordt beschouwd. De stellingen van Peha in zijn repliek worden door de Hoge Raad als niet relevant beschouwd, omdat zij niet ingaan op het oordeel van het hof over de verjaring.

De tweede grond van het hof, die 'daarnaast' en ten overvloede is overwogen, wordt door de Hoge Raad als niet van belang aangemerkt. De klachten die Peha tegen deze overwegingen heeft ingediend, missen belang, ongeacht de inhoud van het oordeel van het hof. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt dan ook tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO).

Conclusie

10/04956
mr J. Spier
Zitting 24 juni 2011 (bij vervroeging)
Conclusie inzake
Peha Ontwikkeling BV
tegen
Esso Nederland BV
1. Het cassatieberoep is tijdig ingesteld.
2. 's Hofs arrest berust op twee zelfstandige gronden. De eerste houdt in dat de vordering, zoals in appel aan de orde gesteld, is verjaard (rov. 4.2.3). Dat oordeel wordt in cassatie niet bestreden. Daarmee is het lot van het middel bezegeld; de s.t. van mrs Van Wijk en Nieuwland onder 1 wijst daar terecht op. In zijn repliek probeert Peha de angel uit dat betoog te trekken, maar aldus wordt hetgeen het Hof 4.2.1 overweegt uit het oog verloren. Zelfs als dat oordeel onjuist zou zijn, blijft overeind dat het in cassatie niet wordt bestreden.
3. Het middel behelst slechts klachten tegen hetgeen het Hof "daarnaast" en onmiskenbaar ten overvloede overweegt in rov. 4.3 e.v. Die klachten missen belang, wat daarvan en van 's Hofs oordeel ook zij.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal