ECLI:NL:PHR:2011:BR1653

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01905
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • L. Timmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoor en wederhoor in onderbewindstelling en gebruikersovereenkomst software

In deze zaak gaat het om de vraag of de bewindvoerder, handelend onder de naam Budgetbeheer Limburg B.V. (nu Cirkel Bewindvoeringen B.V.), recht heeft op vergoeding van kosten die zijn gemaakt voor een softwareapplicatie, in het kader van een onderbewindstelling. De rechtbank Maastricht had eerder aan de bewindvoerder een loon toegekend over de jaren 2008 en 2009, maar de bewindvoerder is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van het hof dat de kosten voor het gebruik van het Smart FMS-systeem niet vergoed konden worden. De bewindvoerder stelde dat het hof in strijd heeft gehandeld met het beginsel van hoor en wederhoor, omdat het hof zelfstandig informatie van internet had gebruikt zonder de bewindvoerder de kans te geven hierop te reageren. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder niet voldoende had onderbouwd hoe de kosten van het systeem waren berekend en dat het systeem voornamelijk ten behoeve van de bedrijfsadministratie van de bewindvoerder was. De bewindvoerder had geen bewijs geleverd dat de cliënt had ingestemd met de kosten, en het hof concludeerde dat de kosten voor rekening van de bewindvoerder moesten blijven. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en wees het cassatieberoep van de bewindvoerder af, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Conclusie

11/01905
Mr. L. Timmerman
Parket: 1 juli 2011
Conclusie inzake:
[Verzoeker] handelend onder de naam Budgetbeheer Limburg B.V. (tegenwoordig geheten Cirkel Bewindvoeringen B.V.) in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1])
verzoeker tot cassatie (hierna: de bewindvoerder)
1 Bij beschikking van 19 juli 2010 heeft de rechtbank Maastricht, sector kanton, aan de bewindvoerder op zijn verzoek als loon toegekend over 2008 een bedrag van € 801,93 en over 2009 een bedrag van € 1.071,-, beide bedragen inclusief btw en kosten. Daarnaast heeft de rechter goedkeuring aan de rekening en verantwoording over 2008 en 2009 verleend onder de voorwaarde dat aan de rechthebbende bedragen van resp. € 174,34 en € 531,93 door de bewindvoerder worden terugbetaald voor 10 oktober 2010.
2 De bewindvoerder is van deze beschikking in hoger beroep gekomen. De rechthebbende is niet gehoord en de bewindvoerder heeft afgezien van mondelinge behandeling. Bij beschikking van 20 januari 2011 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
3 Tegen dit arrest heeft de bewindvoerder tijdig(1) beroep in cassatie ingesteld.
4 Het verzoekschrift bevat twee cassatiemiddelen. De middelen hebben tot inzet het voorkomen van terugbetaling van € 70,- voor het administratiesysteem FMS en € 353,43 Euro aan advocatenkosten. Middel 1 is gericht tegen rov. 3.2.5.1 tot en met 3.2.5.4. De onderdelen 3.2 tot en met 3.5 voeren aan dat het hof zelfstandig heeft kennis genomen van de website van Smart FMS en deze informatie aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd. Volgens de bewindvoerder is er dan ook sprake is van een verrassingsbeslissing nu de bewindvoerder niet de mogelijkheid heeft gehad op vragen en opmerkingen van het hof over het Smart FMS systeem te reageren. Het hof heeft gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor nu de bewindvoerder niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de door het hof vergaarde feiten.
5 De bewindvoerder heeft geen belang bij deze klacht. Het hof heeft in rov. 3.2.5.2 overwogen dat de bewindvoerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het bedrag van € 10,- per maand is berekend. Om die reden wijst het hof deze kosten af. Vervolgens overweegt het hof in rov. 3.2.5.3 nog ten overvloede dat uit de op internet gegeven informatie blijkt dat het systeem in de eerste plaats een systeem ten behoeve van de administratie van de budgetbeheerder is en het neveneffect voor de cliënten is dat het de financiële mutaties op de eigen rekening inzichtelijk maakt. Het systeem behoort volgens het hof tot de bedrijfsadministratie van de bewindvoerder. Dit is voor het hof een reden te meer om de kosten niet toe te wijzen.
6 Daarnaast klagen de onderdelen 3.6 tot en met 3.8 dat het hof heeft miskend dat (i) op basis van de LOK- en BPBI-richtlijnen voor tussentijdse rekening en verantwoording € 185,- mag worden doorbelast, dat nu bespaard wordt door slechts € 10,- per maand in rekening te brengen (onderdeel 3.6); (ii) de applicatie geheel los staat van de eigen bedrijfsadministratie van de bewindvoerder (onderdeel 3.7) en (iii) de kosten wel voor rekening van de betrokkene blijven nu de bewindvoerder gerechtigd is de gebruikersovereenkomst namens de onder bewind gestelde aan te gaan, aangezien het dagelijks beheer betreft (onderdeel 3.8).
7 De onderdelen falen. Het hof heeft in rov. 3.2.5.3 en 3.2.5.4 overwogen dat het gebruik maken van geavanceerde systemen geen reden voor een extra vergoeding is. Nu het systeem van belang is voor alle cliënten van de bewindvoerder, dienen de kosten volgens het hof voor rekening van de bewindvoerder te blijven (laatste zin rov. 3.2.5.4). Daarnaast is niet gebleken dat het systeem tegemoet komt aan de wens van de onderhavige cliënt. Ook staat het de bewindvoerder niet vrij om een contract te sluiten zonder voorafgaand overleg met de kantonrechter en voordat er goedkeuring is verkregen. De bewindvoerder heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de cliënt heeft ingestemd. Het enkele feit dat de cliënten worden geïnformeerd over het systeem is volgens het hof terecht niet voldoende.
8 Onderdeel 3.9 is gericht tegen de rov. 3.2.5.2 tot en met 3.2.5.4 en klaagt dat het hof heeft miskend dat het niet voorafgaande aan zijn beslissing de bewindvoerder om opheldering heeft verzocht over de pijn- of vraagpunten die het hof opwerpt.
9 Het is aan de bewindvoerder om de kosten die in rekening worden gebracht voldoende te onderbouwen, zodat het hof tot een toewijzing van de kosten kan komen. De informatie die de bewindvoerder heeft overgelegd is voor het hof geen reden om de kosten voor het Smart FMS-systeem toe te wijzen. Die redenering van het hof is niet onbegrijpelijk, zodat het onderdeel faalt.
10 Onderdeel 3.10 voert ten slotte nog aan dat de kantonrechter te Roermond en Breda het Smart FMS-systeem zonder meer als kostenpost in het kader van een onderbewindstelling ten laste van de onder bewind gestelde hebben aanvaard en goedgekeurd. Hierdoor ontstaat verschil in behandeling. Door hiermee geen rekening te houden, geeft het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting althans toepassing.
11 Het onderdeel faalt. Zoals het hof in rov. 3.2.5.4 terecht opmerkt is de enkele omstandigheid dat de kantonrechter in Venlo wel goedkeuring geeft, geen omstandigheid die het hof aanleiding moet geven anders te oordelen dan het heeft gedaan.
12 Middel 2 is gericht tegen rov. 3.2.8 in samenhang met rov. 3.3 tot en met 3.4, waarin het hof in rekening gebrachte advocaatkosten van € 353,43 voor vergoeding heeft geweigerd. De onderdelen 4.2 tot en met 4.10 klagen dat het hof ten onrechte de vergoeding van de advocaatkosten heeft geweigerd nu de bewindvoerder wel verantwoording heeft afgelegd voor de kosten. De onderdelen lichten toe dat de bewindvoerder de kosten als advocaat heeft gemaakt in het kader van een procedure wegens bezwaar fictieve afwijzing van het verzoek van [betrokkene 1] tot toekenning van een bijstandsuitkering. Nu niet is gebleken van bezwaren of protesten van [betrokkene 1] had het hof tot uitgangspunt moeten nemen dat die advocaatkosten met goedvinden en medeweten van [betrokkene 1] zijn gemaakt. Een noodzakelijkheidstoets zou dan ook niet toegestaan zijn.
13 In rov. 3.2.8 heeft hof overwogen dat de vergoeding geweigerd wordt, omdat een onderbouwing ontbreekt waaruit kan worden afgeleid dat de uitgaven voor [betrokkene 1] noodzakelijk waren. Gezien de inhoud van de gedingstukken is dit oordeel van het hof niet onbegrijpelijk. De rechtbank heeft in de beschikking van 19 juli 2010 op pag. 2 overwogen dat vergoeding van de kosten wordt geweigerd omdat onderbouwing ontbreekt. In het appelrekest wordt enkel gesteld dat de kosten betrekking hebben op een zuivere daad van beheer ten aanzien waarvan de bewindvoerder onbeperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid toekomt(2). Hieruit valt niet op te maken of de advocaatkosten gemaakt dienden te worden. In zoverre is het oordeel van het hof dan ook niet onbegrijpelijk en falen de onderdelen. Voor zover het onderdeel nog stelt dat het hof had dienen aan te nemen dat de bewindvoerder toestemming had van [betrokkene 1] om de procedure te starten nu er geen bezwaar of protest van [betrokkene 1] is geweest, faalt het eveneens.
14 Ik concludeer tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 Ro.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 Het verzoekschrift is per fax ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 20 april 2011. Het originele exemplaar is op 21 april 2011 ontvangen.
2 Zie pag. 7 van het appelrekest.