(p. 12-13) 3.2.3 Behandeling slechts in aanwezigheid van verdachte?
Van de verdachte kan in minder eenvoudige zaken wellicht niet worden verwacht schriftelijk gemotiveerde grieven tegen een vonnis te formuleren, maar dat houdt niet in dat aan het instellen van het appèl helemaal geen voorwaarden kunnen worden verbonden. Denkbaar is bijvoorbeeld de aanwezigheid van de verdachte in hoger beroep te stellen als mogelijke voorwaarde inzake een door hem ingesteld hoger beroep. Het vereiste van aanwezigheid voor de behandeling van een rechtsmiddel is in het strafprocesrecht niet geheel onbekend. Zo wordt bij niet verschijnen na ingesteld verzet, het verzet vervallen verklaard. Onder het Duitse recht wordt een door de verdediging ingesteld appèl verworpen als de verdachte bij de behandeling in hoger beroep niet verschijnt. Het hoger beroep door het openbaar ministerie kan wel worden behandeld en beoordeeld in afwezigheid van de verdachte. De gedachte van het voortbouwend appèl kan een belangrijke reden zijn om de aanwezigheid van de verdachte of althans de bepaaldelijk gemachtigde vertegenwoordiging in appèl in een nader te bepalen categorie van zaken te eisen. Als tijdens de behandeling in eerste aanleg de verdediging is gevoerd, is het immers de vraag wat een behandeling in appèl waarbij dat niet is gebeurd daaraan kan toevoegen. Als tijdens de behandeling in eerste aanleg de verdediging niet is gevoerd, rijst deze vraag zo mogelijk nog meer. Mogelijk kan aan dat bezwaar onder omstandigheden door de indiening van schriftelijke grieven nog wel tegemoet worden gekomen. De gedachte van de "behandeling in appèl slechts in aanwezigheid van de verdachte" spreekt de regering in beginsel wel aan omdat van degene die hoger beroep instelt ten minste gevergd mag worden te proberen uit te leggen wat de bezwaren tegen het vonnis inhouden. Het hoger beroep moet een verdachte niet bij eigen inactiviteit beschermen. Daarbij komt dat de kwaliteit van de procesvoering is gediend bij aanwezigheid van de verdachte of althans bij het feit dat een verdediging wordt gevoerd. Dit roept echter verschillende vraagpunten op:
a. Zo rijst de vraag of uit efficiencyoogpunt baat behaald wordt met het invoeren van een aanwezigheids- of vertegenwoordigingsvereiste voor degene die geen schriftelijke grieven heeft ingediend en zo ja hoeveel. In de praktijk is niet voorspelbaar of de verdachte zal verschijnen. De hele logistieke en inhoudelijke voorbereiding is derhalve gericht op een inhoudelijke behandeling ter terechtzitting. Het efficiencyvoordeel van een beslissing tot niet-ontvankelijkheid ligt dan in het feit, dat die beslissing weinig uitwerking vereist in geval cassatieberoep wordt ingesteld. Maar een tegengesteld effect zou kunnen zijn, dat de verdachte in bepaalde gevallen slechts verschijnt ter voorkoming van een niet-ontvankelijkheid.
b. Het kan zijn, dat de appèlrechter bij de bestudering van het dossier een plausibele reden aantreft, die mogelijk de verdachte tot het instellen van het appèl heeft gemotiveerd. Moet de rechter daaraan dan vervolgens voorbijgaan? Uit oogpunt van de controlefunctie kan het ook wenselijk zijn dat de appèlrechter bij de voorbereiding geconstateerde tekortkomingen in het vonnis herstelt. In de hiervoor besproken situatie waarin een verdachte wel verschijnt en opmerkt zijn appèl te willen intrekken kan de appèlrechter de zaak toch behandelen. Een overeenkomstige ambtshalve bevoegdheid om de zaak wel te behandelen, ook in geval de verdachte niet aanwezig is, zich niet laat vertegenwoordigen en hij evenmin grieven heeft ingediend, zou in een dergelijk systeem wellicht nadere overweging verdienen.
c. Een ander punt is of door een systeem van niet-ontvankelijkheid wegens niet verschijnen een regeling tegen misbruik nodig is. Als appèl wordt ingesteld om te vertragen met de zekerheid dat bij niet verschijnen de niet-ontvankelijk-heid zal volgen, zonder zelfs het risico dat de strafmaat ongunstiger uitpakt dan in eerste aanleg, dient daar wellicht een remedie tegen te worden gevonden. In het Duitse recht bestaat in bepaalde gevallen van misbruik van een rechtsmiddel de mogelijkheid van een strafverzwaring.
d. Ook zal in een dergelijk systeem moeten worden voorzien in een rechtsmiddel in geval de afwezigheid veroorzaakt wordt door het niet op de hoogte zijn van de zitting. Is het voldoende om cassatie open te stellen tegen de beslissing tot niet-ontvankelijkheid of dient een aparte verzetsmogelijkheid te worden geschapen?
Overweging van deze aspecten brengt de regering ertoe de aanwezigheid van de verdachte niet onverkort en exclusief als voorwaarde te formuleren voor de ontvankelijkheid in een door hem ingesteld hoger beroep. Van de verdachte die hoger beroep instelt kan wel in redelijkheid gevergd worden te verschijnen, grieven kenbaar te maken of althans verdediging te voeren. De appèlrechter dient vervolgens de bevoegdheid te hebben bij het niet vervullen van wat kort gezegd "weerwoord" genoemd kan worden om het ingestelde hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren. Maar hij dient daartoe niet te worden verplicht. Herstel van ambtshalve geconstateerde fouten blijft dan mogelijk. Ook bestaat de kans dat de appèlrechter tot behandeling overgaat en dan tot een ander oordeel komt in de strafmaat. Van een vrijblijvend appèl is dan ook geen sprake. In de huidige rechtspraktijk komt het veelvuldig voor, dat een verdachte door middel van een akte na een aanhouding voor onbepaalde tijd of ter zitting na uitroeping van de zaak stelt het ingestelde rechtsmiddel bij nader inzien in te willen trekken. Formeel kan het rechtsmiddel niet meer worden ingetrokken. De beslissing van het hof luidt in dergelijke zaken veelal dat een redelijke wetstoepassing met zich brengt, dat in hoger beroep niet een onderzoek ten gronde wordt verricht en vervolgens arrest wordt gewezen. De verdachte wordt dan, nu daardoor noch het belang van de verdachte, noch enig ander redelijk belang van strafvordering wordt geschaad, niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep ("point d'intérêt, point d'action"). Deze bestendige praktijk vloeit voort uit een redelijke wetstoepassing, maar is niet expliciet wettelijk verankerd. Deze voor de procespartijen en de rechtspleging doelmatige wijze van handelen krijgt door de bevoegdheid van de appèlrechter in geval geen bezwaren tegen het vonnis worden opgegeven (en gehandhaafd) te beslissen tot de niet-ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep expliciet een wettelijke basis. (...)