ECLI:NL:PHR:2011:BQ1686
Parket bij de Hoge Raad
- L. Timmerman
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzoek tot opheffing faillissement onder toepassing van schuldsaneringsregeling
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een verzoek tot opheffing van het faillissement van verzoekster, waarbij tevens een beroep wordt gedaan op de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoekschrift is op 28 januari 2011 ingediend, binnen de cassatietermijn van acht dagen. Verzoekster heeft eerder een verzoek tot opheffing van haar faillissement ingediend, dat door de rechtbank Almelo op 9 december 2010 werd afgewezen. Dit vonnis werd door het hof Arnhem bij arrest van 20 januari 2011 vernietigd, maar verzoekster werd niet-ontvankelijk verklaard in haar inleidend verzoek. De Hoge Raad dient te beoordelen of een tweede verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling mogelijk is, ondanks dat de griffier verzuimd heeft de in artikel 3 van de Faillissementswet genoemde brief te versturen.
De Hoge Raad overweegt dat het systeem van de Faillissementswet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van een tweede omzettingsverzoek. De wet voorziet in specifieke gevallen waarin een tweede verzoek kan worden gedaan, maar deze doen zich in dit geval niet voor. De klachten van verzoekster, die zich richten tegen het oordeel van het hof, worden verworpen. De Hoge Raad concludeert dat de gefailleerde niet opnieuw kan verzoeken om toepassing van de schuldsaneringsregeling, indien het eerste verzoek ontvankelijk is verklaard op basis van een verontschuldigbare termijnoverschrijding. De conclusie van de Advocaat-Generaal is om het cassatieverzoek te verwerpen.