ECLI:NL:PHR:2011:BP9992
Parket bij de Hoge Raad
- J. Spier
- Rechtspraak.nl
Cassatie over dwaling bij de koop van een woning met agrarische bestemming
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld tegen de arresten van het Hof 's-Gravenhage van 1 november 2007 en 1 juni 2010. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden heeft op 25 maart 2011 een conclusie gepresenteerd. De zaak betreft een geschil over de koop van een woning met een agrarische bestemming, waarbij de vraag aan de orde is of er sprake is van dwaling. De eiser heeft in cassatie tijdig opgekomen tegen de eerdere arresten van het Hof.
De conclusie van de Procureur-Generaal bevat verschillende onderdelen die de klachten van de eiser behandelen. Onderdeel 1.2 tot en met 1.6 voldoen niet aan de eisen van artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat zij niet duidelijk maken waar de stellingen in de feitelijke aanleg zijn betrokken. Onderdeel 1.7 wordt als onbegrijpelijk aangemerkt, omdat het niet duidelijk is hoe het Hof rekening kon houden met een posterieure verklaring. Dit heeft ook gevolgen voor onderdeel 1.8.
Verder wordt opgemerkt dat onderdeel 1.9 mislukt, omdat de eiser zelf de kans heeft gehad om vragen aan de getuige te stellen, maar dit heeft nagelaten. De voortbouwende klacht van onderdeel 1.10 faalt eveneens. Middel II wordt als vanzelfsprekend mislukt beschouwd. De onderdelen 3.1 tot en met 3.4 van het derde middel zijn klachten die voortbouwen op het eerste middel en delen daarom hetzelfde lot. Onderdeel 3.5 is onbegrijpelijk en mislukt, terwijl onderdeel 3.6 niet bijdraagt aan de eerdere klachten en als herhaling wordt gezien. Tot slot faalt ook onderdeel 3.7, dat een voortbouwende klacht betreft.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 van de Rechtsvordering.