ECLI:NL:PHR:2011:BP9040

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01817
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechters
  • mr. De Vries Lentsch-Kostense
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing in familierechtelijke context

In deze zaak is in cassatie beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof 's-Gravenhage van 3 februari 2010. Dit hof heeft de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 juli 2009 bekrachtigd, waarin de ondertoezichtstelling van de minderjarigen, kinderen van de verzoekster tot cassatie (de moeder), werd verlengd. De minderjarigen, [kind 1] en [kind 2], zijn respectievelijk geboren in 1993 en 1997. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd met ingang van 29 juli 2009 tot 1 juli 2010, met behoud van de Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming (SGJ), die optreedt namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden (BJZ). Daarnaast is de machtiging tot uithuisplaatsing voor dezelfde periode verlengd. De rechtbank heeft ook het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing, die de contacten tussen haar en de minderjarigen beperkte, afgewezen.

De moeder heeft tijdig cassatieberoep ingesteld, maar de verweerster in cassatie heeft geen verweerschrift ingediend. Aangezien de geldigheidsduur van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing op 1 juli 2010 is verstreken, heeft de moeder geen belang meer bij haar cassatieberoep. Dit leidt tot de conclusie dat het cassatieberoep wegens gebrek aan belang dient te worden verworpen. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad strekt tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij wordt verwezen naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad.

Conclusie

10/01817
mr. De Vries Lentsch-Kostense
Parket 14 maart 2011
Conclusie inzake
[De moeder]
tegen
Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming optredende namens Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden
1. In deze zaak wordt in cassatie opgekomen tegen de beschikking van het gerechtshof 's-Gravenhage van 3 februari 2010 waarin het hof de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 juli 2009 heeft bekrachtigd voor zover aan zijn oordeel onderworpen. In genoemde beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1], geboren op [geboortedatum] 1993 en [kind 2], geboren op [geboortedatum] 1997, kinderen van verzoekster tot cassatie (verder: de moeder) verlengd met ingang van 29 juli 2009 tot 1 juli 2010, met behoud van de SGJ, namens BJZ, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg. Voorts heeft zij de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor dezelfde periode. Tevens heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de (fictieve) schriftelijke aanwijzing, inhoudende een beperking van de contacten tussen de moeder en de minderjarigen voor de duur van de uithuisplaatsing, afgewezen.
2. De moeder heeft - tijdig - cassatieberoep ingesteld. Verweerster in cassatie heeft geen verweerschrift ingediend.
3. Aangezien de geldigheidsduur van de verlenging van de ondertoezichtstelling en die van de machtiging tot uithuisplaatsing reeds op 1 juli 2010 is verstreken, heeft de moeder geen belang meer bij haar cassatieberoep, zodat dit beroep wegens gebrek aan belang dient te worden verworpen. Zie HR 9 juli 2010, LJN BM2337 en HR 8 oktober 2010, LJN BN1396.
Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden