ECLI:NL:PHR:2011:BP4808
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en partneralimentatie: beoordeling van woonlasten en vaststellingsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de vrouw tegen een beschikking van het hof, waarin de woonlasten van de voormalig echtelijke woning aan de orde zijn. De vrouw betwist de rechtsoverweging van het hof die stelt dat de afspraak in de vaststellingsovereenkomst, waarin is bepaald dat zij alle lasten van de woning draagt indien deze niet voor 1 september 2009 is verkocht, niet in de beoordeling is meegenomen. De vrouw stelt dat het hof had moeten oordelen op basis van de situatie na 1 september 2009, maar het hof heeft geoordeeld dat het zijn beslissing baseert op de informatie die op dat moment beschikbaar was. Het hof heeft aangegeven dat het onduidelijk is of partijen uitvoering hebben gegeven aan de afspraak uit de vaststellingsovereenkomst en dat de onbekendheid met de feitelijke situatie na 1 september 2009 voor rekening van partijen komt.
De zaak heeft zijn oorsprong in een echtscheiding uitgesproken door de rechtbank Zwolle-Lelystad op 25 juli 2007, die op 14 november 2007 is ingeschreven. De rechtbank had op verzoek van de vrouw de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud vastgesteld op € 1.472,- per maand. Het gerechtshof te Arnhem heeft deze beschikking op 17 november 2009 vernietigd en de bijdrage verlaagd naar € 308,- per maand. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord hoeven te worden, en heeft het cassatieberoep verworpen.
De conclusie van de A-G strekt tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij het verzoekschrift op 16 februari 2010 ter griffie van de Hoge Raad is ingekomen.