ECLI:NL:PHR:2011:BP4020
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Herziening van bindende eindbeslissingen over bewijswaardering in civiele procedure
In deze zaak gaat het om de vraag of het hof op goede gronden is teruggekomen van eerder gegeven bindende eindbeslissingen betreffende de waardering van bewijs en tegenbewijs. De eiser, die in cassatie is gegaan, had verweerster opdracht gegeven tot bemiddeling bij de verkoop van een onroerend goed. De koopovereenkomst werd ondertekend, maar de koper, een stichting, weigerde na te komen. De rechtbank oordeelde dat de verweerster aansprakelijk was voor de schade die de eiser had geleden. In de daaropvolgende procedures heeft het hof de bewijslastverdeling en de bewijswaardering ter discussie gesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de eiser niet in staat was om te bewijzen dat de koopovereenkomst tot stand zou zijn gekomen, ondanks dat de verweerster niet had voldaan aan haar verplichtingen. De eiser heeft in cassatie aangevoerd dat het hof de hoofdregel van bewijsverdeling heeft geschonden door de bewijslast bij hem te leggen. De Hoge Raad heeft overwogen dat de rechter de vrijheid heeft om bewijs te waarderen en dat de motivering van het hof niet onbegrijpelijk is. De conclusie van de A-G strekt tot verwerping van het cassatieberoep, omdat het hof op goede gronden heeft geoordeeld dat de eiser niet in zijn bewijs is geslaagd.