1 Ontleend aan rov. 4.1 van het arrest van 20 oktober 2009 van het Hof Amsterdam.
2 Rov. 4.5 arrest van 20 oktober 2009 Hof Amsterdam.
3 Weergave van de opvatting van het Hof door ABVAKABO in de cassatiedagvaarding.
4 HR 19 juni 1988, LJN AB3749, NJ 1988, 70 PAS.
5 Zie art. 9 lid 2 en 12 lid 2 Wet CAO; HR 19 juni 1987, LJN AD3749, NJ 1988, 70 rov. 3 PAS en HR 19 december 1997, LJN ZC2532, NJ 1998, 403 rov. 3.5 TK.
6 HR 4 mei 1993, LJN ZC0959, NJ 1993, 445; HR 16 april 1993, LJN ZC0927, NJ 1993, 444 en Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein en Wesseling-van Gent (2009) nr. 182.
7 TK, 1991/92, 22486, nr. 3. blz. 24/5. Vgl. HR 27 maart 1998, LJN ZC2614, NJ 1998, 709 r.o. 3.7 TK.
8 TK, 1991/92, 22486, nr. 3 blz. 7, 24 en Staatssecretaris Kosto, Handelingen EK, 29 maart 1994, 26-1387; HR 9 april 2010, LJN BK4547, NJ 2010, 388, rov. 4.3.2 E.A. Alkema (SGP-zaak) en HR 26 februari 2010, LJN BK5756, RvdW 2010, 360 rov. 4.2. Zie ook HR 27 november 2009, LJN BH2162, RvdW 2009, 1403 rov. 4.8.1 (WOL) en de conclusie van A-G Timmerman onder 6.1; HR 5 juni 2009, LJN BH2822, RvdW 2009, 685, rov. 4.5.3 en 4.5.4 (effectenlease-zaak) en de daaraan voorafgaande conclusie van plv. P-G De Vries Lentsch-Kostense onder 9.3-9.7; HR 23 december 2005, LJN AU3713, NJ 2006, 289 MRM rov. 6.4.2 en 7.3 en de daaraan voorafgaande conclusie van A-G Verkade onder 4.22-4.45 en 5.33-5.41 en HR 2 september 1994, LJN ZC1433, NJ 1995, 369 rov. 3.4-3.6 HJS (Consumentenbond/Nuts Ziektekostenverzekering) en de daaraan voorafgaande conclusie van A-G Koopmans.
9 HR 26 februari 2010, RvdW 2010, 360 rov. 4.2.
10 TK, 1991-1992, 22486, nr 3 blz. 7. Verderop (blz. 25) wordt gesproken van "te veelsoortig".
11 Zie bijvoorbeeld HR 26 februari 2010, RvdW 2010, 360 rov. 4.2 en 4.3.
12 HR 26 februari 2010, RvdW 2010, 360.
13 Waar het de onvrede betreft, wordt het expliciet erkend: akte uitlating producties in appel onder 2. De laatste stelling is wél bestreden; zie bijvoorbeeld mvg onder 2 en pleitnota mr Van Deuzen in appel onder 12.
14 HR 24 december 2010, rolnrs 09/01914 LJN BO2419 en 09/01915 LJN BN2420.
15 Ik laat rusten of dit onderscheid juridisch steeds aanvaardbaar is en zo neen hoe aan dat onderscheid rechtens een mouw zou moeten worden gepast.
16 Zie daarvoor de website van bijvoorbeeld FNV. Volgens FNV zou de premie bovendien - kort gezegd - fiscaal aftrekbaar zijn.
17 Vgl. in enigszins vergelijkbaar verband S.F. Sagel, SMA 1996 blz. 672; zie ook M.M. Olbers, SMA 1979 blz. 491.
18 Vgl. A.Ph.C.M. Jaspers, SR 2005/11 onder 5.5, alwaar - evenals onder 5.2 en 5.3 - ook andere nadelen worden besproken.
19 Een vergelijkbaar argument, zij het in het kader van algemeen verbindend verklaarde cao's, is te vinden bij (jawel) S.F. Sagel, SMA 1996 blz. 671.
20 De stelling komt wél voor in de vordering zoals het Hof deze in rov. 4.2 sub c weergeeft, maar het onderdeel (ook de subsidiaire klacht) doet daarop geen beroep.
21 In die zin ook J.H. Even, Tijdschrift Arbeidsrechtspraktijk 2009 blz. 32; S.L. Haasdijk, SMA 2003 blz. 378 en T. van Peijpe, Nederlands Tijdschrift voor Europees recht 1999 blz. 56.
22 W.J.P.M. Fase en J. van Drongelen, CAO-recht (2004) blz. 86; A.R. Houweling en G.W. van der Voet, Het leerstuk nawerking van collectieve arbeidsvoorwaarden op de helling, ArA 2006/3 blz. 60; H.L. Bakels (Asscher-Vonk/Bouwens), Schets van het Nederlandse arbeidsrecht (2009) blz. 229.
23 W.J.P.M. Fase en J. van Drongelen, CAO-recht, 2004 blz. 90; A.R. Houweling en G.W. van der Voet, Het leerstuk nawerking van collectieve arbeidsvoorwaarden op de helling, ArA 2006/3 blz. 61; Bakels, Schets van het Nederlandse arbeidsrecht, a.w. blz. 229.
24 HR 19 juni 1987, LJN AD3749, NJ 1988, 70 PAS rov. 3. Het arrest biedt een aanwijzing voor beantwoording voor de door het onderdeel gestelde vraag door de tussen haakjes geplaatste woorden: "totdat pp. anders overeenkomen".
25 In het verleden (vanaf de Tweede Wereldoorlog tot 1976) zijn er wel regels op dit punt geweest. Zie: B.S. Frenkel, De nawerking van de collectieve arbeidsovereenkomst, SMA 1979, blz. 295 en 296 en M.M. Olbers, De nawerking van bepalingen der c.a.o., SMA 1979 blz. 487 en 488.
26 Zie HR 19 juni 1987, LJN AD3749, NJ 1988, 70 PAS rov. 3; zie ook hiervoor voetnoot 25.
27 M.M. Olbers, De nawerking van bepalingen der c.a.o., SMA 1979, blz. 488 (alwaar geen eigen opvatting); A-G Verkade onder 4.1 voor HR 10 januari 2003, LJN AE9386, NJ 2006, 516 Heerma van Voss; W.J.P.M. Fase en J. van Drongelen, CAO-recht, 2004, blz. 107; Van Genderen e.a., Arbeidsrecht in de praktijk, 2004, blz. 303; A.T.J.M. Jacobs, Collectief arbeidsrecht, 2005, blz. 141; A-G Van Ballegooijen onder 3.3.3 voor HR 14 september 2007, LJN AU6910, BNB 2007, 314 P. Kavelaars; Asser-Heerma van Voss, deel V* (2008) nr. 463; C.J. Loonstra en W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, 2008, blz. 618; E. Koot-van der Putte, Collectieve arbeidsvoorwaarden en individuele contractsvrijheid, 2007 blz. 118 en 119; F.B.J. Grapperhaus 2008 (T&C Arbeidsrecht), art. 9 Wet CAO aant. 3; C.J. Loonstra en W.A. Zondag, SDU Commentaar Arbeidsrecht, 2009, blz. 1031 en L.G. Verburg, Cao-recht: enige beschouwingen over het Nederlandse cao-recht en de richtlijn overgang van ondernemingen, TAP 2010, nr. 3, blz. 110.
28 ArA 2006/3 blz. 64 en 76; de auteurs bepleiten een wat andere dan de gebruikelijke benadering van het leerstuk nawerking, maar als ik het goed zie dan doet dat aan hun conclusies niet af.
29 TK 1979/80, 15940, nr. 8 blz. 2.
30 M.M. Olbers, SMA 1997 blz. 314; R. van de Water, Nawerking van CAO-bepalingen, SR 1999, blz. 310; A-G Verkade onder 4.10-4.21 voor HR 10 januari 2003, LJN AE9386, NJ 2006, 516; S.L. Haasdijk, Gebonden werknemers en nawerking van CAO's bij overgang van onderneming, SMA 2003, blz. 379-380; W.J.P.M. Fase en J. van Drongelen, CAO-recht, 2004, blz. 129; J.H. Even, Toepasselijk cao bij overgang van onderneming - 10 scenario's, TAP special oktober 2009, blz. 29-32. Genuanceerder is A.Ph.C.M. Jaspers, De Gordiaanse knoop van samenlopende CAO's, SR 2005, 71, blz. 368 e.v. en kritisch A.M. Luttmer-Kat in de volgende drie artikelen: Collectieve arbeidsvoorwaarden en overgang van onderneming, SR 1997, blz. 284 e.v., met name blz. 288; Botsende collectieve arbeidsvoorwaarden na overgang van onderneming: een blik over de grenzen, SR 1998, blz. 290 e.v. en De doorwerking van CAO-arbeidsvoorwaarden van de vervreemder bij overgang van onderneming, SR 2000, blz. 195 e.v.
31 J.H. Even, Toepasselijk cao bij overgang van onderneming - 10 scenario's, TAP special oktober 2009 blz. 31-32.
32 Voetnoten weggelaten. Even suggereert een uitzondering voor het geval de nieuwe cao "zo is geformuleerd dat deze ten nadele van de werknemer van een bepaling uit de voorgaande cao afwijkt" in welk geval zou kunnen worden verdedigd dat "dit geen werkelijke minimumbepaling is" (blz. 32). Ik vraag me af of juist is de stelling van Even dat ook R.M. Beltzer (Overgang van onderneming in de private en publieke sector blz. 123) deze opvatting onderschrijft. Zijn opvatting ziet m.i. op een andere feitelijke situatie, te weten gedurende de looptijd van de cao wordt deze gewijzigd. Anders dan Even zie ik weinig steun voor zijn opvatting bij A.Ph.C.M. Jaspers, SR 2005/11 blz. 368 e.v. Jaspers bespreekt vooral de nadelen van Evens standpunt.
33 S.L. Haasdijk, Gebonden werknemers en nawerking van CAO's bij overgang van onderneming, SMA 2003, blz. 379-380.
34 Geheel helder is het betoog niet omdat in twee opvolgende volzinnen een niet geheel gelijkluidend standpunt lijkt te worden vertolkt.
35 M.M. Olbers, SMA 1997 blz. 314. Zie ook nog C.V.E. Roeloff, Nawerking van de CAO van de vervreemder ten opzichte van de verkrijger, Bb 2004, nr 52.
36 Bedoeld is: TK 1979-1980, 15940, nr 3 blz. 12.
37 Zie nader Asser-Hartkamp & Sieburgh (6 III* 2010) nr 372.
38 A.Ph.C.M. Jaspers, SR 2005, 71, blz. 368 e.v. Zie ook T. van Peijpe, Overgang van onderneming: onbeantwoorde vragen in het licht van de jurisprudentie, NTER 1999, blz. 55 en 56.
39 A.A. de Jong, Botsende CAO's bij overgang van onderneming (2), Arbeidsrecht 1997, 31.
40 UK heeft in de onderhavige zaak ook aangevoerd dat de cao-BKN op sommige onderdelen gunstiger en andere onderdelen ongunstiger is dan de cao Kinderopvang (cva onder 14 en 15).
41 Overigens met instemming van mr. Sagel: S.F. Sagel, Nawerking van algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen; een evenwichtige oplossing, SMA 1996, blz. 663 e.v.
42 HR 18 januari 1980, LJN AC6786, NJ 1980, 348 PAS rov. 4-6 (Hop/Hom).
43 HR 10 januari 2003, LJN AE9386, NJ 2006, 516 GJHvV rov. 3.4.3.