1 Krachtens beschikkingen van 17 oktober 1996 (bewindvoerster) en 2 augustus 2006 (mentor); zie rov. 3.1 van de bestreden beschikking.
2 In een herstelbeschikking van 11 mei 2010 heeft het hof een schrijffout hersteld.
3 Evenzo voor curatele: art. 1:383, leden 2 en 3, BW.
4 Stb. 1994, 757.
5 Anders dan art. 1:383 lid 3 (oud) en art. 1:435 lid 3 (oud) BW, voorzag het oorspronkelijk voorgestelde art. 1:452 lid 4 BW niet in een wettelijke volgorde van voorkeur. Een zodanige regeling werd voor benoeming van een mentor overbodig geacht, omdat die beslissing gevoeglijk aan de rechter kon worden overgelaten (MvT, Kamerstukken II, 1991/92, 22 474, nr. 3, blz. 24). Bij eerste nota van wijziging (Kamerstukken II, 1992/93, 22 474, nr. 7) is een voorkeur voor de benoeming van echtgenoot/levensgezel dan wel ouder of kind voorgesteld. Bij tweede nota van wijziging (Kamerstukken II, 1992/93, 22 474, nr. 10) is de voorkeursregeling uitgebreid met broers of zusters.
6 Kamerstukken II, 1993/94, 22 474, nr. 9, blz. 3.
7 Art. 504 (oud) BW bepaalde dat een echtgenoot tot curator over de andere echtgenoot wordt benoemd, tenzij gewichtige redenen leiden tot benoeming van een ander tot curator.
8 Vgl. I. Jansen, Curatele, beschermingsbewind en mentorschap: waar gaan wij (moet het) heen?, FJR 2001, blz. 258 - 266, die op blz. 260 over art. 1:435 lid 4 opmerkt dat de strekking van deze bepaling "eerst en vooral" is dat een persoon in wie de betrokkene vertrouwen heeft, zal worden benoemd.
9 MvT, Kamerstukken II, 1989-90, 21 561, nr. 3, blz. 22. Zie ook: Kamerstukken II, 1991-92, 21 561, nr. 11, blz. 38, en Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV* 2009, nr. 411. NB: in het wetsvoorstel was art. 7:465 genummerd als art. 1653u.
10 Vgl. de "Aanbevelingen meerderjarigen bewind" van het Landelijk Overleg Kantonsectorvoorzitters (versie 14 december 2009) onder A.5: "Op grond van art. 1:435 lid 4 BW heeft voor het overige steeds een natuurlijke persoon uit de directe familie of omgeving van de rechthebbende de voorkeur bij de benoeming tot bewindvoerder."
11 Vgl. HR 1 december 2000, LJN: AA8717, NJ 2001, 390, m.nt. JdB. Zie omtrent art. 4:11 lid 2 BW en art. 8 EVRM: Asser/Perrick 4* 2009, nr. 53 en M.J. van Mourik, WPNR 6131, blz. 264 - 265.
12 In gelijke zin: Hof 's-Gravenhage 17 juni 2009, LJN: BJ3348.
13 Het recente concept-wetsvoorstel tot wijziging van enige bepalingen inzake curatele, onderbewindstelling en mentorschap (te raadplegen via internetconsultatie.nl) brengt diverse veranderingen, maar niet in de omschrijving van "broers of zusters".
14 Zo kan de voorkeur kan ook schriftelijk worden geuit, aldus de toelichting op het amendement Kohnstamm, Kamerstukken II, 1993/94, 22 474, nr. 18, blz. 2. Zie ook: I. Jansen, Personen- en familierecht, Art. 1:383 BW, aant. 2: "De rechter is dus verplicht de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene te volgen, zoals deze uit het verzoekschrift of bijvoorbeeld bij de behandeling ter terechtzitting is aangegeven". Zie ook aant. 4 bij art. 1:452: "(...) er moet sprake zijn van een uitgesproken voorkeur (mondeling of schriftelijk, eventueel in een eerdere, toen de betrokkene nog wel wilsbekwaam was, schriftelijke wilsverklaring geuit), die aan de eisen van een (eenzijdige) rechtshandeling voldoet."
15 Vgl. de Aanbevelingen meerderjarigenbewind, onder A.2: "Ter beoordeling van de noodzaak en de omvang van het bewind is het uitgangspunt dat verzoekers en de rechthebbende worden gehoord, zo nodig op de verblijfplaats van laatstgenoemde", en voorts de Aanbevelingen mentorschap, onder A.2: "Uitgangspunt is dat de betrokkene, zo nodig op zijn verblijfplaats, wordt gehoord."
16 Kamerstukken II, 1992/93, 22 487, nr. 6, blz. 12, en Kamerstukken II, 1993/94, 22 487, nr. 9, blz. 5 -6. Zie ook: Kamerstukken II, 1991/92, 22 487, nr. 3, blz. 10, toelichting op art. 802.
17 Verdrag van New York van 13 december 2006, Trb. 2007, 169. Art. 13 lid 1 luidt: "State Parties shall ensure effective access to justice for persons with disabilities on an equal basis with others, including through the provision of procedural and age-appropriate accommodations, in order to facilitate their effective role as direct and indirect participants, including as witnesses, in all legal proceedings, including at investigative and other preliminary stages".
18 Beschikking van 7 augustus 2009, blz. 2.
19 Proces-verbaal van 16 maart 2010, blz. 2.
20 Uit punt 2 van het beroepschrift in appel volgt dat de vader de overweging uitdrukkelijk heeft onderschreven.
21 De middelonderdelen II en III kunnen eventueel worden verworpen met toepassing van art. 81 RO.