1 Klager heeft met betrekking tot het gewapende conflict in Irak eerder aangifte gedaan tegen de minister-president: zie HR 7 april 2006 (LJN: AU9736), NJ 2006, 243.
2 Zie art. 12a lid 2 Sv in verbinding met art. 13a Sv.
3 Rapport Commissie van onderzoek besluitvorming Irak, Amsterdam: Boom, 2010. Zie voor het parlementair debat hierover: Kamerstukken II 2009/10, 31 847.
4 Zie onder meer: HR 6 december 1985 (LJN: AD3009), NJ 1986, 244 m.nt. ThWvV; HR 20 maart 1998 (LJN: ZC2609), NJ 1998, 549; HR 19 oktober 2007 (LJN: BA8454), NJ 2008, 26 m.nt. EAA, waarop betrekking heeft: EHRM 29 september 2009 (LJN: BK6015), NJ 2010, 306 m.nt. Lawson, EHRC 2009, 129 m.nt. Broeksteeg.
5 Op grond van art. 84 lid 1 Sr worden leden van de Staten-Generaal voor de toepassing van dit wetboek mede beschouwd als 'ambtenaar'.
6 Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 9 december 1948, Trb. 1960, 32; Trb. 1966, 179.
7 Zie klagers brief aan de officier van justitie van 28 juli 2009 (blz. 3).
8 Respectievelijk de Rijkswet van 2 juli 1964, Stb. 242, en de wet van 2 juli 1964, Stb. 243.
9 Wet van 19 juni 2003, Stb. 270.
10 Rijkswet van 5 juli 2001, Stb. 343, houdende goedkeuring van het op 17 juli 1998 totstandgekomen Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
11 Klaagschrift 16 november 2009, blz. 2 en 3, nader uitgewerkt op blz. 4 - 12.
12 Zie art. 3 Wet internationale misdrijven.
13 Vgl. HR 8 december 1998 (LJN: ZD1140), NJ 1999, 224; zie ook (punt 1 van) de noot van Y. Buruma onder Hof Amsterdam 21 januari 2009 (LJN: BH0496), NJ 2009, 191.
14 Vgl. E. Sikkema, Ambtelijke corruptie in het strafrecht, Den Haag: Boom 2005, blz. 93-100, telkens met verwijzing naar Noyon/Langemeijer/ Remmelink, Wetboek van Strafrecht, aant. bij art. 44.
15 Zie onder meer: P.M. Dupuy, International Criminal Responsibility of the Individual and International Responsibility of the State, in: A. Cassese, P. Gaeta en J.R.W.D. Jones (red.), The Rome Statute of the International Criminal Court: a commentary, Oxford: Oxford University Press 2002, blz. 1089; W.N. Ferdinandusse, Direct application of international criminal law in national courts, Den Haag: T.M.C. Asser Press 2006, blz. 91; A. Cassese, International Criminal Law, New York: Oxford University Press 2008, blz. 54; D.D. Ntnanda Nsereko, Genocide: a crime against mankind, in: G. Kirk McDonald en O. Swaak-Goldman (red.), Substantive and procedural aspects of international criminal law: the experience of international and national courts, The Hague: Kluwer Law International 2000, i.h.b. blz. 134. Verder over genocide: R. van Elst en M. Boot-Matthijssen, Wetsvoorstel internationale misdrijven, enkele knelpunten en mogelijke verbeteringen, NJB 2002, i.h.b. blz. 1749; G. Werle, Principles of International Criminal Law, Den Haag: T.M.C. Asser Press 2005, blz. 188-190.
16 MvT, Kamerstukken II 1961/62, 6613, nr. 3, blz. 1.
17 Integendeel, de Wet internationale misdrijven sluit in artikel 1 aan bij het Wetboek van Strafrecht, met inbegrip van het bijzondere wettelijke begrip 'ambtenaar'.
18 Nota n.a.v. het verslag (Wet internationale misdrijven), Kamerstukken II 2002/03, 28 337, nr. 6, blz. 34.
19 Zie voor Nederland: art. 71 Grondwet; HR 28 juni 2002 (LJN: AE1544), NJ 2002, 577 m.nt. TK.
20 Zie art. 16 Wet internationale misdrijven. In de MvT op de Wet internationale misdrijven wordt aandacht besteed aan deze vorm van immuniteit: Kamerstukken II 2001/02, 28 337, nr. 3, blz. 19-23. Bij deze vorm van (volkenrechtelijke) onschendbaarheid kan ter sprake komen of de betrokkene het land bezoekt in zijn officiële hoedanigheid dan wel privé ("in a private capacity"). Het antwoord op die vraag is voor deze vorm van immuniteit in de regel niet beslissend: Int. Gerechtshof 14 februari 2002, nr. 2002/121 (Republiek Congo/België), rov. 55.
21 Zie evenwel: HR 20 april 1999 (LJN: ZD1489), VR 2000, 28, toen een lid van het Europees parlement (in dat geval: vergeefs) bij een verkeersovertreding een beroep deed op zijn parlementaire onschendbaarheid.
22 W.N. Ferdinandusse, Direct application of international criminal law in national courts, Den Haag: T.M.C. Asser Press 2006, blz. 185-203.
23 In de authentieke Engelse tekst: "Persons committing genocide (...) shall be punished ..."; in de Franse taalversie: "Les personnes ayant commis le génocide (...) seront punies ...".
24 Het voert te ver, dit op deze plaats nader uit te werken; ook in het klaagschrift is dat niet geschied. Zie over dit beginsel onder meer: M. Cherif Bassiouni en Edward M. Wise, Aut Dedere Aut Judicare: The Duty to Extradite or Prosecute in International Law, Dordrecht/Boston/London: Martinus Nijhof Publishers 1995; M. Cherif Bassiouni (red.), International Criminal Law, Martinus Nijhof Publishers, 2008, Volume II, par. 1.2.
25 MvT, Kamerstukken II 2001/02, 28 337, nr. 3, blz. 35 en 36.
26 Richtlijn van 9 december 2003, Stcrt. 247.
27 Zie over het 'victim'-vereiste: P. van Dijk, F. van Hoof, A. van Rijn en L. Zwart, Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, Antwerpen/Oxford: Intersentia 2006, blz. 55-73.
28 EHRM 11 februari 2010 (LJN: BM3665), EHRC 2010, 47 m.nt. Hardt.
29 HR 7 maart 1972 (LJN: AB4014), NJ 1973, 35 m.nt. ALM.
30 Klaagschrift blz. 13; brief klager 3 mei 2010, blz. 2.