1 Ontleend aan rov. 4.1 van het bestreden arrest (JOR 2009, 125; TvA 2010, 21 m.nt. Van Schilfgaarde).
2 Destijds Franklin Holding BV geheten
3 Prod. 1 incidentele conclusie 21 maart 2007.
4 Prod. 1 inl. dagvaarding.
5 MvG, productie 5, p. 1958.
6 Prod. 3 inl. dagvaarding.
7 Prod. 4 incidentele conclusie 21 maart 2007.
8 Bijlage A bij s.t. namens Perstorp Waspik.
9 Vgl. PG Boek 2 BW, p. 150; Asser-Maeijer 2-I (1997), nr. 125; S.H.M.A. Dumoulin, Besluitvorming in rechtspersonen (1999), p. 20; Van Schilfgaarde/Winter, Van de NV en de BV (2010), nr. 91.
10 PG Boek 2 BW, p. 150.
11 Vgl. HR 30 november 2007, LJN: BA9611, NJ 2008, 81 (Audilux).
12 PG Boek 2 BW, p. 150.
13 PG Inv. Boeken 3, 5 en 6 (aanpassing burgerlijk wetboek), p. 176 definieert besluiten met indirect externe werking als "besluiten, die ten grondslag liggen aan een uitvoerende rechtshandeling tegenover een wederpartij, bijv. een opdracht, machtiging of goedkeuring verleend aan een orgaan tot het verrichten van een rechtshandeling."
14 De wetgever heeft dit overigens onderkend, zo blijkt uit PG Inv. Boeken 3, 5 en 6 (aanpassing burgerlijk wetboek), p. 176.
15 Asser-Maeijer 2-I (1997), nr. 127; Van der Heijden/Van der Grinten, Handboek (1992), p. 410. Dat laat onverlet dat beslissingen wel rechtsgevolgen kunnen hebben: een beslissing kan er bijvoorbeeld toe leiden dat de ondernemingsraad moet worden geraadpleegd.
16 H.J.M.N. Honée, Vertegenwoordiging en besluitvorming, in: Piercing Van Schilfgaarde 1990, p. 35-36.
17 Asser-Maeijer 2-I (1997), nr. 127; Van der Heijden/Van der Grinten, Handboek (1992), p. 410.
18 Als beslissing zou ik overigens niet willen aanmerken goedkeuringsbesluiten die berusten op een wettelijke of statutaire bepaling. Denk aan art. 2:107a of art. 2:164 en 274 BW. De wet spreekt in deze gevallen ook van besluiten. Bovendien zijn aan deze besluiten rechtsgevolgen verbonden: zij leiden ertoe dat het bestuur in de interne verhoudingen bevoegd wordt om een bepaalde transactie aan te gaan. Misschien zou men deze categorie daarom als interne besluiten kunnen aanmerken.
19 HR 10 november 2006, LJN: AY4033, NJ 2007, 561 m.nt. H.J. Snijders.
20 Hierover ook Meijer, t.a.p.
21 HR 10 november 2006, LJN: AY4033, NJ 2007, 561 m.nt. H.J. Snijders.
22 Het betrof een Antilliaanse zaak, en het Antilliaanse equivalent van art. 1020 lid 3 Rv: art. 500 lid 1 (oud) RvNA (Ieder is bevoegd om geschillen omtrent rechten, waarover hij de vrije beschikking heeft, aan de beslissing van scheidsmannen te onderwerpen.)
23 Zie hierover JOR 2007, 5 m.nt. P. Sanders; JBpr 2007, 32 m.nt. Boersma; G.J. Meijer, Arbitrage in het ondernemingsrecht; inleiding en enkele aanvullende beschouwingen, Ondernemingsrecht 2010, 2; P. van Schilfgaarde, De Hoge Raad en de arbitrabiliteit van een vordering tot vaststelling van de nietigheid of vernietiging van een besluit, TvA 2008, 2; J.M. Blanco Fernández, Besluiten van rechtspersonen en arbitrage, TOP 2007, p. 34 e.v.; M.J. Kroeze, Arbitrage in het vennootschapsrecht, WPNR 2007, 6702; J.M. de Jongh, Geen vernietiging van besluiten van rechtspersonen door arbiters, Bb 2007, p. 78 e.v.
24 O.L.O. de Witt Wijnen, Ondernemingsrecht en arbitrage, in: Conflicten rondom de rechtspersoon, 2000.
25 Vgl. hierover Boersma, JBpr 2007, 32, nr. 10.
26 Vgl. De Mol van Otterloo, Ondernemingsrecht 2010, 3, nr. 9.10, die onder omnes verstaat eenieder die geen deel uitmaakt van het orgaan van de rechtspersoon dat het besluit heeft genomen. M.i. vallen onder omnes mede degenen die wel deel uitmaken van het orgaan dat het besluit heeft genomen, maar die niet betrokken zijn in de procedure tot nietigverklaring of vernietiging. Bijv. de aandeelhouder die geen partij is bij de arbitrage-overeenkomst.
27 Om deze reden deel ik niet de opvatting van J.M. Blanco Fernández, Besluiten van rechtspersonen en arbitrage, TOP 2007, p. 36 die betoogt dat erga omnes-werking niet het gevolg is van rechterlijke tussenkomst, maar van procedurele waarborgen, waaronder het feit dat de rechtspersoon in het geding is betrokken en dat geen derdenverzet wordt ingesteld. Algemene werking laat zich volgens hem zeer wel verenigen met het arbitrale karakter van een vonnis, zo lang de arbitrageprocedure dezelfde waarborgen biedt als de procedure ten overstaan van de overheidsrechter. Weliswaar stelt Blanco Fernández terecht dat de erga omnes-werking afhankelijk is van procedurele waarborgen, maar problematisch blijft de gebondenheid van derden die geen partij zijn bij de arbitrageovereenkomst.
28 Vlg. Blanco Fernández, t.a.p. die betoogt dat het belang van rechtszekerheid afhangt van de concrete rechtsverhouding. Het beroep op de rechtszekerheid is voor Blanco Fernández onvoldoende overtuigend omdat het hier ging om een geschil tussen vijf aandeelhouders. Zie ook de annotatie van Snijders, onder 4.
29 T.a.p.
30 Al vraag hij zich af hoe ingrijpend de vernietiging van een besluit tot ontbinding is, wanneer nog geen vereffeningshandelingen hebben plaatsgevonden.
31 Zo ook Boersma, t.a.p.
32 Hierover ook Meijer, t.a.p.
33 Vgl. BGH 29 maart 1996, NJW 1996, 1755.
34 U. Hüffer, Aktiengesetz (Beck'sche KurzKommentare 2008), §248, Rn. 1.
35 "Diese Erstreckung der Rechtskraft des (...) Urteils, durch die der Gesellschaft nach der Absicht des Gesetzes schnellstmögliche und verläßliche Klärung ihrer Verhältnisse verschafft werden soll, auf nicht am Verfahren Beteiligte beruht auf ausdrücklicher Anordnung des Gesetzgebers. Es handelt sich dabei um eine gesellschaftsrechtliche Sonderbestimmung, die nicht ohne weiteres aus dem Zusammenhang mit den sie ergänzenden verfahrensrechtlichen Vorschriften herausgelöst und auf den Spruch eines privaten Schiedsgerichts übertragen werden kann."
36 In PG Inv. Boek 3, 5 en 6 (aanpassing BW), p. 251 is verhelderd dat "de term onvoorwaardelijk ziet op clausules als "een bestuurder is slechts bevoegd, indien hij goedkeuring van commissarissen heeft verkregen", te term onbeperkt op clausules als "een bestuurder is slechts bevoegd tot transacties tot een maximum van f...".
37 HR 30 november 2007, LJN: BA9611, NJ 2008, 81.
38 Onderdeel 1.2 van het cassatiemiddel spreekt ten onrechte over een "("intern") vennootschappelijk besluit." Het feit dat de benoeming van een bestuurder zich afspeelde in concern-verband doet immers niet af aan het externe karakter van een besluit tot benoeming van een bestuurder.
39 Overigens ontgaat mij de toegevoegde waarde van een 'ruim' en 'beperkt' besluit-begrip. Het onderscheid wordt bij mijn weten in de literatuur noch rechtspraak gemaakt. Voor zover ik kan nagaan valt het onderscheid terug te voeren op het cassatiemiddel van Audilux waarin een beperkt besluitbegrip wordt gepropageerd en waarin een besluit tot benoeming van een bestuurder wordt gekwalificeerd als "("intern") vennootschappelijk besluit", waarover de vorige voetnoot.
40 Vgl. G.J. Meijer, De Arbitrageovereenkomst, 2008, p. 788.
41 TvA 2010, nr. 21