ECLI:NL:PHR:2010:BN1702

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04182
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de werking van een bezwaarschrift tegen ongewenstverklaring in het vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2010 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De verdachte was eerder door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld op 18 september 2008. De advocaat van de verdachte, mr. P.L.E.M. Krauth, heeft één middel van cassatie ingediend, dat zich richtte tegen de beslissing van het Hof. Het middel betrof de vraag of het indienen van een bezwaarschrift tegen de ongewenstverklaring van de verdachte schorsende werking heeft. De Hoge Raad oordeelde dat artikel 3.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 bepaalt dat het indienen van een bezwaarschrift geen schorsende werking heeft, waardoor de beschikking tot ongewenstverklaring onmiddellijke werking heeft. De raadsman van de verdachte stelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat er op 7 januari 2008 nog niet onherroepelijk was beslist op het bezwaarschrift. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze stelling geen steun vond in het recht en dat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad concludeerde dat het middel faalde, vooral omdat het beroep tegen de beschikking tot ongewenstverklaring reeds was verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat er geen gronden waren voor de Hoge Raad om ambtshalve de bestreden uitspraak te vernietigen, en de conclusie strekte tot verwerping van het beroep.

Conclusie

Nr. 08/04182
Mr. Vellinga
Zitting: 29 juni 2010
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld bij arrest van 18 september 2008.
2. Namens verdachte heeft mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel komt op tegen het oordeel, dat, nu artikel 3.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 inhoudt dat het indienen van een bezwaarschrift tegen ongewenstverklaring de werking van de beschikking niet opschort en de beschikking dus onmiddellijke werking heeft, de stelling van de raadsman dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat er op 7 januari 2008 nog niet onherroepelijk was beslist op het bezwaarschrift tegen de beschikking tot ongewenstverklaring, geen steun vindt in het recht.
4. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.(1) Genoemde bepaling stemt overeen met de hoofdregel vervat in art. 6:16 Awb terwijl bij de Vreemdelingenwet niet anders is bepaald.
5. Het middel faalt. Dat geldt temeer nu - zoals verdachtes raadsman heeft verklaard - het beroep tegen bedoelde beschikking is verworpen.
6. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. HR 18 november 1986, NJ 1987, 491