ECLI:NL:PHR:2010:BM5115

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04270 B
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • A.G. (wnd)
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van beslag in het kader van strafrechtelijke onderzoeken en de motivering van de rechtbank

In deze zaak gaat het om een beklag tegen beslag dat is gelegd op een Smart Roadster, eigendom van verzoekster. De rechtbank te Amsterdam had op 1 oktober 2008 het beklag ongegrond verklaard, waarbij de verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.J. Jansen, in cassatie ging. De zaak is ontstaan uit een opsporingsonderzoek tegen de vader van verzoekster, die verdacht werd van witwassen, drugsbezit en vuurwapenbezit. In het kader van dit onderzoek zijn verschillende goederen, waaronder twee auto's, in beslag genomen. De vader had op 17 november 2006 zekerheid gesteld voor de in beslag genomen voertuigen, waarna deze op 20 november 2006 aan hem werden teruggegeven.

De kern van het geschil betreft de rechtmatigheid van de nieuwe inbeslagneming van de Smart Roadster op 21 november 2007. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe verdenking, voortvloeiend uit het "Jawari" opsporingsonderzoek, een nieuwe inbeslagneming rechtvaardigde. De Hoge Raad herhaalt echter dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het beslag rechtmatig was, aangezien het beslag niet in het kader van het "Jawari" project was gelegd, maar in het kader van het "Sterlet" project. De rechtbank heeft de bezwaren van de raadsman niet op de juiste wijze beoordeeld, wat leidt tot de conclusie dat de motivering van de rechtbank niet begrijpelijk is.

De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het beroep moet worden verworpen, ondanks de onduidelijkheid in de motivering van de rechtbank. De zaak benadrukt het belang van een zorgvuldige en duidelijke motivering bij beslissingen over beslag in het strafrecht.

Conclusie

Nr. 08/04270 B
Mr Jörg
Zitting 18 mei 2010
Conclusie inzake:
[Klaagster]
1. Bij beschikking van 1 oktober 2008 heeft de rechtbank te Amsterdam het beklag van verzoekster strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave van de auto van het merk Smart Roadster, met kenteken 99-ST-FK aan verzoekster ongegrond verklaard.
2. Deze zaak hangt samen met de beschikkingszaak met griffienummer S 08/04269 B waarin ik heden eveneens concludeer.
3. Namens verzoekster heeft mr. S.J. Jansen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel behelst twee klachten. De eerste klacht is dat de beslissing van de rechtbank tot ondergrondverklaring van het klaagschrift onbegrijpelijk is. In het bijzonder wordt gesteld dat de Smart Roadster, niet opnieuw in beslag had mogen worden genomen, nu deze auto onder zekerheidstelling is teruggegeven aan de vader van verzoekster, [klager]. De tweede klacht houdt in dat de rechtbank heeft miskend dat i.c. art. 94a, derde lid, Sv van toepassing is, nu verzoekster eigenaresse is van de auto.
5. Ik begin met de bespreking van de tweede klacht. Het namens verzoekster ingediende klaagschrift richtte zich tegen het conservatoir beslag dat op 21 november 2007 op de Smart Roadster is gelegd. Uit het proces-verbaal van deze inbeslagneming blijkt dat de auto onder verzoekster in beslag is genomen ten laste van de verdachte [klager]. Voorts blijkt uit het proces-verbaal dat de verdachte, [klager], eigenaar is van de auto.(1) De klacht die stelt dat verzoekster eigenaresse is van de auto, faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag.
6. De eerste klacht is in de kern een herhaling van de bezwaren die de raadsman van verzoekster in raadkamer heeft aangevoerd. De rechtbank heeft als volgt beslist op deze bezwaren:
"Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
De raadsman heeft onweersproken gesteld dat overleg met het openbaar ministerie omtrent de zekerheidstelling voor de in beslag genomen auto's met [klager] heeft plaatsgevonden. Het sluiten van een dergelijke overeenkomst is volledig vrij en aan de overeenkomst kon worden voldaan. Indien dan vervolgens blijkt dat ter uitvoering van de overeenkomst is betaald met contant geld waarbij de verdenking ontstaat dat dit is verkregen uit criminele activiteiten, kan een nieuwe verdenking ontstaan en eveneens een nieuwe inbeslagname volgen. De rechtbank is van mening dat deze verdenking kan ontstaan op grond van de wisselende verklaringen over de herkomst van het geld. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de inbeslagname op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de stukken en de behandeling in raadkamer, waarbij van belang is dat de verdenking van witwassen tegen klager onverminderd voortduurt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen motorvoertuig zal ontnemen als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard."
7. Voorafgaand aan de bespreking van de eerste klacht is een weergave van de feiten die voor de beoordeling ervan van belang zijn een absolute must. Tegen de vader van verzoekster, [klager], was op 21 februari 2006 een opsporingsonderzoek begonnen wegens verdenking van witwassen, drugsbezit en vuurwapenbezit. In het kader van dit opsporingsonderzoek zijn twee personenauto's en een aantal sierraden onder de vader van verzoekster in conservatoir beslag genomen. De in beslag genomen auto's betroffen een Mercedes Benz, met kenteken [AA-00-BB] en een Jaguar, met kenteken [CC-00-DD].(2)
8. De vader van verzoekster heeft - zo blijkt uit de aan de Hoge Raad ingezonden stukken - op 17 november 2006 zekerheid gesteld voor de in beslag genomen auto's. Daartoe heeft hij, middels gebruikmaking van een derdenrekening van het kantoor van zijn raadsman (Van Oosten), een geldbedrag van ongeveer € 23.000,= laten storten op de bankrekening van het Bureau Ontneming Openbaar Ministerie (hierna: BOOM). De in beslag genomen auto's zijn vervolgens op 20 november 2006 aan de vader teruggegeven.(3)
9. Het als zekerheid gestorte geldbedrag, dat volgens het OM een dubieuze afkomst had, heeft ertoe geleid dat op 1 februari 2007 een nieuw afzonderlijk opsporingsonderzoek werd ingesteld tegen de vader en diens raadsman wegens verdenking van witwassen. Dit onderzoek werd het "Jawari" project genoemd.(4) Gedurende het "Jawari" project is op 22 mei 2007 ten laste van de vader beslag gelegd op twee personenauto's.(5) Eén van deze auto's is de onderhavige Smart Roadster en de andere auto de al eerder in beslag genomen en teruggegeven Mercedes Benz. Uit mijn eigen onderzoek is gebleken dat het beslag d.d. 22 mei 2007 een beslag ex art. 94 Sv betrof.(6) Uit de aan de Hoge Raad ingezonden stukken blijkt niet dat dit strafvorderlijke beslag is omgezet in conservatoir beslag ex art. 94a Sv.
Wel blijkt dat naast de voornoemde opsporingsonderzoeken, ook een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (hierna: SFO) is ingesteld in het "Sterlet" project. De machtiging tot het instellen van dit SFO is op 10 mei 2007 door de rechter-commissaris afgegeven.(7) In het kader van dit ("Sterlet") SFO is op 21 november 2007 opnieuw conservatoir beslag gelegd op de in het "Jawari" project strafvorderlijk in beslag genomen Smart Roadster en Mercedes Benz.(8) Zoals reeds onder 5 vermeld richtte het klaagschrift zich tegen het conservatoire beslag d.d. 21 november 2007.
10. Allereerst merk ik op dat de "knip-en-plakduivel" er kennelijk toe heeft geleid dat de rechtbank over het hoofd heeft gezien dat de door de raadsman aangevoerde bezwaren - nl. dat de nieuwe inbeslagneming niet mogelijk was omdat de auto onder zekerheidstelling is teruggegeven - geen doel treffen. Immers, de zekerheidsstelling waar het i.c. om gaat had en kon nooit betrekking hebben op de Smart Roadster, aangezien deze auto pas ná de zekerheidstelling voor het eerst (conservatoir) in beslag is genomen (zie onder 7; vlg. HR 9 september 2003, LJN AF6602, NJ 2003, 650).
11. Nu er geen andere bezwaren zijn ingebracht tegen de inbeslagneming van de Smart Roadster had het beklag reeds op die grond ongegrond moeten worden verklaard.
12. De rechtbank heeft het beklag echter op andere gronden ongegrond verklaard. In het bijzonder heeft de rechtbank overwogen dat door het ontstaan van een nieuwe verdenking - waarmee kennelijk wordt bedoeld de verdenking in het kader het "Jawari" opsporingsonderzoek - eveneens een nieuwe inbeslagname kan volgen, en voorts dat het van oordeel is dat de inbeslagname - waarmee kennelijk wordt bedoeld het conservatoir beslag d.d. 21 november 2007 - op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden, en dat het strafvorderlijk belang zich tegen opheffing van het beslag verzet, nu het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen motorvoertuig zal ontnemen als wederrechtelijk verkregen voordeel (zie onder 6).
13. Met de steller van het middel ben ik van oordeel dat de door de rechtbank gegeven motivering niet zonder meer begrijpelijk is. Het oordeel dat de nieuwe verdenking in het kader van het "Jawari" opsporingsonderzoek het op 21 november 2007 gelegde conservatoir beslag rechtvaardigt, strookt immers niet met de feiten van het onderhavige geval. Zoals onder 9 is weergegeven, is het conservatoir beslag d.d. 21 november 2007 niet in het kader van het "Jawari" project gelegd, maar in het kader van (het SFO in) het Sterlet project. Niet is gebleken dat óók in het kader van het "Jawari" opsporingsonderzoek conservatoir beslag is gelegd; in ieder geval niet op de auto waar het i.c. om gaat.
14. De door de rechtbank gegeven motivering die ten grondslag ligt aan zijn beslissing is niet zonder meer begrijpelijk. Dat maakt echter de beslissing niet onjuist (zie 10 en 11). Uw Raad kan uitleggen waarom. Het middel klaagt hierover dus terecht maar vruchteloos.
15. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G, wnd
1 Zie het proces-verbaal van conservatoir beslag ex art. 94a Sv, genummerd 2007039973, opgemaakt op 21 november 2007 door opsporingsambtenaar [verbalisant 3], p. 3.
2 Zie p. 2 van het proces-verbaal genoemd in noot 1.
3 Zie p. 2-3 van het proces-verbaal genoemd in noot 1.
4 Zie p. 3-4 van het proces-verbaal genoemd in noot 1.
5 Zie het proces-verbaal en de kennisgeving van inbeslagneming, genummerd 2007039973-45, opgemaakt op 22 mei 2007 door opsporingsambtenaar [verbalisant 2].
6 Zie e-mail van [betrokkene 1] (parket Amsterdam) van 3 mei 2010.
7 Zie p. 4 van het rapport "Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel" d.d. 29 november 2007, opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 3].
8 Zie het proces-verbaal van conservatoir beslag ex art. 94a Sv, genummerd 2007039973-07, opgemaakt op 21 november 2007 door opsporingsambtenaar [verbalisant 3] en het proces-verbaal van conservatoir beslag ex art. 94a Sv, genummerd 2007039973, opgemaakt op 21 november 2007 door opsporingsambtenaar [verbalisant 3], beide gehecht aan de klaagschriften van 5 juni 2008. Daarbij is als rechtsgrond aangevinkt: SFO ex art. 126 Sv; het vermelde parketnummer is dat van het "Sterlet" project.