ECLI:NL:PHR:2010:BM4128

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00100 B
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbeslagname en teruggave van een personenauto in het kader van strafrechtelijke procedures

In deze zaak gaat het om de inbeslagname van een personenauto, merk Opel, type Astra, met kenteken [AA-00-BB], die op 4 juli 2008 door de politie is in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar overtredingen van de Opiumwet. De klager, die stelt eigenaar te zijn van de auto, heeft een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname en het uitblijven van teruggave. De rechtbank te Zutphen heeft het klaagschrift op 6 november 2008 ongegrond verklaard, met de overweging dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal besluiten tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de auto. De klager heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in deze zaak de motivering van de rechtbank beoordeeld. De rechtbank heeft zich niet expliciet uitgelaten over de vraag of de inbeslagneming is gebaseerd op artikel 94 of artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeert dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter de auto zal verbeurdverklaren. De Hoge Raad wijst erop dat voor verbeurdverklaring vereist is dat het voorwerp aan de verdachte toebehoort, en dat de rechtbank niet heeft aangetoond dat aan deze voorwaarde is voldaan.

De Hoge Raad komt tot de slotsom dat de rechtbank in haar motivering tekort is geschoten en dat het middel gegrond is. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en beveelt de teruggave van de personenauto aan de klager. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechtbank bij beslissingen over inbeslaggenomen goederen, vooral wanneer de eigenaar van het goed zich tegen de inbeslagneming verzet.

Conclusie

Nr. 09/00100 B
Mr. Aben
Zitting 20 april 2010
Conclusie inzake:
[Klager]
1. De rechtbank te Zutphen heeft het beklag als bedoeld in art. 552a Sv, strekkende tot teruggave aan klager van een inbeslaggenomen personenauto, bij beschikking van 6 november 2008 ongegrond verklaard.
2. Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de klager beroep in cassatie ingesteld. Mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1. Het middel komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter - later oordelend - het inbeslaggenomene zal verbeurdverklaren of zal onttrekken aan het verkeer. Volgens de steller van het middel is dit oordeel onbegrijpelijk, nu de inbeslaggenomen personenauto niet vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer dan wel verbeurdverklaring.
3.2 Het gaat in deze zaak om een personenauto, merk Opel type Astra, met kenteken [AA-00-BB], die op 4 juli 2008 onder [betrokkene 1] (de bestuurder) wegens verdenking ter zake van overtreding van de Opiumwet in beslag is genomen. Door de klager is gesteld dat hij eigenaar is van genoemde personenauto en dat hij de auto had uitgeleend aan [betrokkene 1].(1)
3.3. Het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer houdt onder meer - en voor zover van belang - het volgende in:
"De verzoeker voert het woord, zakelijk weergegeven:
Ik wil graag mijn auto terug. Deze auto heeft kenteken [AA-00-BB]. Ik heb niets met de strafzaak te maken. Ik had de auto aan [betrokkene 1] geleend en niet aan mijn broertje, genaamd [betrokkene 2]. [Betrokkene 1] kwam onderweg mijn broertje tegen en gaf hem een lift. Mijn broertje heeft geen rijbewijs. [Betrokkene 1] leende wel vaker mijn auto.
De officier van justitie voert het woord, zakelijk weergegeven:
Ik ben van oordeel dat verzoeker zichzelf het verwijt moet maken dat zijn auto in beslag is genomen. Hij heeft de auto vaker uitgeleend en er zijn strafbare feiten mee gepleegd. Ik verzet mij tegen teruggave van de inbeslaggenomen auto.
De verzoeker voert het woord, zakelijk weergegeven:
Ik ben het daar niet mee eens. Het is nog niet eens vastgesteld dat ze aan het dealen waren. Degene die mijn auto had geleend, had helemaal niets met drugs te maken. De drugs zijn bij mijn broertje aangetroffen. Ik leende mijn auto ook niet hele dagen of nachten uit."
3.4. Het rechtbank heeft de ongegrondverklaring van het klaagschrift als volgt gemotiveerd:
"Overwegingen
Het klaagschrift richt zich tegen de inbeslagneming van en het uitblijven van teruggave van een personenauto, merk Opel, type Astra, kenteken [AA-00-BB].
Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming is op 4 juli 2008 door de politie District Apeldoorn onder [betrokkene 1], als verdachte ten aanzien van overtreding van de Opiumwet, inbeslaggenomen een personenauto, merk Opel, type Astra, kenteken [AA-00-BB].
Door klager is gesteld dat hij eigenaar van genoemde personenauto is, en dat hij deze terug wil hebben. Klager heeft daarbij aangevoerd dat de drugs bij zijn broer [betrokkene 2] zijn aangetroffen en niet bij [betrokkene 1], aan wie klager de auto had geleend.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift. De drugs werden dan wel bij [betrokkene 2] aangetroffen, maar deze persoon zat net als [betrokkene 1] in de van klager geleende personenauto.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van voornoemde personenauto zal besluiten, zodat het beklag ongegrond moet worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond."
3.5.1. De rechtbank heeft zich in haar beschikking niet uitgelaten over de vraag of de inbeslagneming is gebaseerd op art. 94 Sv of op art. 94a Sv. Zij beperkt zich in haar oordeel tot de mogelijkheid van verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Wat daarvan ook zij, de rechtbank is er kennelijk vanuit gegaan dat het beslag rechtsgrond vindt in art. 94 Sv beslag.(2) De door de rechtbank aangehaalde maatstaf, die duidelijk is gestoeld op artikel 94 Sv, wijst in die richting.
3.5.2. Telefonische navraag bij het arrondissementsparket te Zutphen heeft opgeleverd dat het buiten kijf is dat het hier inderdaad beslag ex art. 94 Sv betreft.(3) Ik ga ervan uit dat de rechtbank in casu de inbeslagneming heeft geënt op art. 94 Sv, nu het middel ook overigens niet de klacht behelst dat de rechtbank de verkeerde maatstaf heeft toegepast.
3.6. In een geval als het onderhavige, waarin een ander dan de beslagene, stellende dat hem in het inbeslaggenomen voorwerp in eigendom toebehoort, zich bij rechtbank beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave aan hem, dient de rechtbank te beoordelen of a) het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en, zo neen, of b) het op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is het inbeslaggenomen voorwerp aan de klager te doen teruggeven.(4)
3.7. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is te achten dat de later oordelende strafrechter de inbeslaggenomen auto zal verbeurdverklaren of onttrekken aan het verkeer, zodat het beklag ongegrond dient te worden verklaard. In het oordeel van de rechtbank ligt besloten dat het belang van strafvordering zich tegen opheffing van het beslag verzet. Aldus oordelende heeft de rechtbank de juiste maatstaf aangelegd.
3.8.1. Resteert vervolgens de vraag of de beslissing van de rechtbank voorts, gelet op de door haar vastgestelde feiten en omstandigheden, toereikend is gemotiveerd. Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift over inbeslagneming is noodzakelijkerwijs summier en voorlopig van aard. De motivering kan in cassatie slechts marginaal worden getoetst. In de onderhavige zaak is echter wel buitengewoon karig gemotiveerd.
De rechtbank heeft eerst de gang van zaken geschetst en vervolgens het standpunt van de klager en de officier van justitie kort uiteengezet. De klager heeft ter terechtzitting gesteld dat hij eigenaar van de auto is en zijn betoog komt in de kern erop neer dat hij vaker de auto heeft uitgeleend aan [betrokkene 1], maar niet hele dagen of nachten, en dat zijn broer de drugs bij zich had en niet [betrokkene 1].
De rechtbank heeft zich niet uitgelaten over het waarheidsgehalte van deze stellingen, zodat in cassatie van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Tenslotte komt de rechtbank tot het bestreden eindoordeel, waartegen het middel zich thans richt.
3.8.2. Voor onttrekking aan het verkeer van voorwerpen is niet van belang wie eigenaar van, of rechthebbende op, het desbetreffende voorwerp is. Met de steller van het middel moet echter worden toegegeven dat het oordeel van de rechtbank dat onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen auto niet hoogst onwaarschijnlijk is, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is. Niet goed valt in te zien waarom het ongecontroleerde bezit van de in het klaagschrift bedoelde personenauto in strijd zou zijn met de wet of het algemeen belang. Over dat motiveringsgebrek klaagt het middel terecht.
3.8.3. Ten aanzien van de mogelijkheid tot verbeurdverklaring het volgende. Voor verbeurdverklaring is in beginsel vereist dat het voorwerp aan de verdachte/veroordeelde toebehoort. In art. 33a lid 2 Sr worden de voorwaarden opgesomd waaronder - ook - voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.
Niet blijkt dat de rechtbank zich rekenschap heeft gegeven van de toepasselijkheid van één van de in die bepaling onder a genoemde voorwaarden. Noch heeft de rechtbank feiten en omstandigheden tot uitgangspunt genomen waaraan kan worden ontleend dat één van die toepasselijke voorwaarden is vervuld. Bij deze stand van zaken meen ik dat het oordeel van de rechtbank over de waarschijnlijkheid van verbeurdverklaring niet begrijpelijk is.(5) Over dat motiveringsgebrek klaagt het middel ook terecht.
3.9. Ik kom tot de slotsom dat de rechtbank in haar motivering is tekortgeschoten, gelet op de feiten en omstandigheden van de onderhavige zaak, en dat het middel gegrond is.
3.10. Voor de goede orde merk ik nog het volgende op. Navraag bij het arrondissementsparket te Zutphen heeft mij geleerd dat de strafzaken tegen [betrokkene 2] (de broer van klager) en tegen [betrokkene 1], de bestuurder, onder wie de auto destijds in beslag was genomen, inmiddels onherroepelijk zijn geworden (en wel op 9 juni 2009).(6) Daarmee staat vast dat de door de politierechter in die zaken gegeven uitspraak geen beslissing inhoudt omtrent de onder [betrokkene 1] inbeslaggenomen goederen, waaronder de auto. De kans dat een strafrechter de meerbedoelde personenauto zal verbeurd verklaren is thans dus gereduceerd tot nul.
De personenauto is evenwel nog altijd inbeslaggenomen en niet terug bij de klager. Het komt mij voor dat de rechter naar wie de zaak zou moeten worden verwezen tot geen andere uitspraak kan komen dan tot gegrondverklaring van het beslag, met last tot teruggave van het voertuig aan de klager. Om doelmatigheidsredenen zou de Hoge Raad deze beslissing ook zelf kunnen uitspreken.
4. Gronden die tot ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak zouden behoren te leiden, heb ik niet aangetroffen.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot gegrondverklaring van het klaagschrift, met last tot teruggave van de personenauto, merk Opel type Astra, met kenteken [AA-00-BB], aan klager.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 In de door mij opgevraagde bescheiden betreffende de inbeslagneming wordt de klager - overeenkomstig zijn stelling - als eigenaar van het voertuig vermeld.
2 Vgl. de conclusie van AG Knigge vóór HR 17 januari 2006, LJN AU8076, rov. 6 en de conclusie van AG Vellinga vóór HR 23 januari 2007, LJN AZ3565, rov. 9.
3 Zie het op mijn verzoek toegezonden faxbericht, ingekomen op 7 april 2010, bijlage: Compas-uitdraai, pag. 2.
4 Zie HR 28 januari 1997, LJN ZD0628, NJ 1997, 389 en de conclusie van AG Machielse vóór HR 11 november 2003, LJN AL6825.
5 Zie bijv. HR 10 maart 2009, LJN BG9151.
6 Zie het op mijn verzoek toegezonden faxbericht, ingekomen op 7 april 2010, bijlage: aantekening mondeling vonnis van de veroordeelde [betrokkene 1], pag 3 en 4.