ECLI:NL:PHR:2010:BL2221
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. F.F. Langemeijer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging in BOPZ-zaak met betrekking tot geneeskundige verklaring en ondertekening
In deze BOPZ-zaak heeft de officier van justitie op 19 november 2009 een voorlopige machtiging aangevraagd om het verblijf van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis voort te zetten. De rechtbank heeft op 30 november 2009, na het horen van de betrokkene en haar raadsvrouwe, de voorlopige machtiging verleend. Betrokkene heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij de klachten voornamelijk betrekking hebben op de geneeskundige verklaring die bij het verzoek was gevoegd. De klacht is dat de overgelegde geneeskundige verklaring niet het juiste model volgde en dat niet voldoende duidelijk was of de geneesheer-directeur instemde met de bevindingen van de rapporterende psychiater.
De Hoge Raad overweegt dat, hoewel het gebruik van een verkeerd modelformulier voor de geneeskundige verklaring niet aan de verlening van de machtiging in de weg hoeft te staan, de rechtbank voldoende heeft vastgesteld dat de overgelegde verklaring de benodigde gegevens bevatte. De rechtbank heeft kunnen concluderen dat de geneeskundige verklaring door de juiste autoriteit was afgegeven, namelijk de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering, aangezien dit punt niet in de procedure bij de rechtbank is aangeroerd.
Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de ondertekening van de geneeskundige verklaring. De verklaring bestond uit twee bladzijden met verschillende datums en handtekeningen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank niet in twijfel hoefde te trekken dat de geneesheer-directeur instemde met de inhoud van de geneeskundige verklaring, ondanks de verschillen in de handtekeningen en datums. De conclusie van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen.