ECLI:NL:PHR:2010:BK8619
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Herinrichting van het historische stadshart van Breda en de gevolgen voor baatbelasting
In deze zaak gaat het om de herinrichting van het historische stadshart van Breda en de vraag of de gemeente Breda voorzieningen in de zin van artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet heeft tot stand gebracht. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De gemeente had een baatbelasting opgelegd aan X7 B.V. voor de herinrichting, maar de vraag was of de herinrichting had geleid tot een wezenlijke verbetering van de bestaande voorzieningen. Het Hof oordeelde dat de herinrichting niet had geleid tot een wezenlijke verandering van het geheel van voorzieningen in het heringerichte gebied. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en benadrukte dat bij herinrichting niet alleen gekeken moet worden naar afzonderlijke verbeteringen, maar naar het geheel van voorzieningen. De Hoge Raad stelde dat de voorzieningen als een samenhangend geheel moeten worden beoordeeld en dat de kosten van de herinrichting alleen kunnen worden verhaald als het geheel wezenlijk is veranderd ten opzichte van de oude situatie. Het Hof had geoordeeld dat de wijzigingen onvoldoende waren om te spreken van een wezenlijke verandering, en dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van baatbelasting bij herinrichtingen, waarbij gemeenten zorgvuldig moeten afwegen of de herinrichting daadwerkelijk leidt tot een verbetering die kostenverhaal rechtvaardigt.