1 Uit het tot de gedingstukken behorende kadastraal bericht leid ik af dat belanghebbende op 20 mei 2003 de eigendom verkregen heeft.
2 Thans is een gelijkluidende bepaling opgenomen in artikel 3, derde lid, onderdeel b, juncto negende lid, van de Wet.
3 19% van € 2.100.842.
4 Uit de gedingstukken wordt niet duidelijk waarom de naheffingsaanslag niet - conform de aangifte - op € 399.160 is gesteld.
5 Welke overigens een tweede (betalings)verzuim betrof, zie beroepschrift in cassatie, blz. 1.
6 Dit is geen verschrijving. Waarom niet de datum 1 april als eerste dag van het tweede kwartaal gekozen is, is mij niet duidelijk.
7 Zodat het totaal van de over het eerste kwartaal 2004 opgelegde boeten (het in artikel 67c, eerste lid, van de Awr vermelde maximum van) € 4.537 bedroeg.
8 Nr. 06/00299, LJN: BA5919.
9 Uit artikel 19, eerste lid, van de Awr (juncto artikel 14, eerste lid, van de Wet) volgt dat de in een tijdvak verschuldigde belasting moet worden betaald binnen een maand na het einde van het desbetreffende tijdvak. Uit de stukken leid ik af dat belanghebbende de omzetbelasting per tijdvak van een kalenderkwartaal aangeeft. De belasting over het eerste kwartaal van 2004 diende derhalve uiterlijk 1 mei 2004 te zijn voldaan.
10 Voor de hoogte van de boete kan de omstandigheid dat de belastingplichtige eigener beweging (te laat) betaalt overigens wel van belang zijn. Zie paragraaf 28, derde lid, juncto paragraaf 24, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
11 Namelijk hetzij niet tijdig helemaal niet betalen, hetzij niet tijdig een deel niet betalen.
12 Kamerstukken II 1993/94, 23 470, MvT, nr. 3, blz. 42.
13 Opvallend is dat de wetgever hier de term 'niet volledig' hanteert. Gelet op de wettekst en de daaraan gelijkluidende tekst van het wetsvoorstel, moet dit naar ik meen gelezen worden als 'niet of niet volledig'.
14 Om misverstanden te voorkomen: ik doel hier niet op de situatie waarin de ondernemer in het geheel geen aangifte doet. Het niet (tijdig) doen van aangifte voor een aangiftebelasting zoals de omzetbelasting is beboetbaar op grond van artikel 67b van de Awr. Uit die gedraging zal doorgaans ook voortvloeien dat de verschuldigde belasting niet tijdig wordt voldaan. Dat hoeft overigens niet per se het geval te zijn. Denkbaar is dat een belastingplichtige de verschuldigde belasting voldoet zonder aangifte te doen.
15 Besluit van 19 december 1997, Stcrt. 248, V-N 1998/3.4.
16 Voor zover dat nog niet uit het BBBB volgt, blijkt het wel uit het beroepschrift in cassatie van de Staatssecretaris.
17 Ik sluit niet uit dat de Rechtbank bij dit oordeel de arresten HR 13 augustus 2004, nr. 37920 (BNB 2005/42 m.nt. Feteris), HR 18 februari 2005, nr. 39605 (V-N 2005/12.13) en HR 23 december 2005, nr. 40771 en 40832 (V-N 2006/4.4), in gedachten heeft gehad. In deze arresten oordeelde de Hoge Raad dat het evenredigheidsbeginsel eraan in de weg staat om verzuimboeten wegens het (op één aangiftebiljet) te laat indienen van aangiften inkomstenbelasting en premie ziekenfondswet te laten cumuleren tot een bedrag, hoger dan de maximumboete voor één verzuim.
18 Voor de aanslagbelastingen is in gevallen waarin te weinig belasting is geheven alleen voorzien in de mogelijkheid van een vergrijpboete. Zie artikel 67e van de Awr.
19 Kamerstukken II 1994/95, 23 470, nr. 8, blz. 8.
20 Conclusie van 28 augustus 2003, zaak 38758, V-N 2003/51.6.
21 De hier door de Hoge Raad gekozen oplossing doet wat denken aan de samenloopregelingen uit het commune strafrecht. Op grond van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht geldt dat in gevallen waarin één feitelijke gedraging (cf. het invullen van het aangiftebiljet) onder meer dan één delictsomschrijving valt dan wel meermalen onder één strafbepaling kan worden gebracht (zogenoemde eendaadse samenloop), slechts één van die strafbepalingen wordt toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Zie in dit verband ook T.J.M. Kraan, Samenloop van bestuurlijke boeten, TFB 2005/8, blz. 28. Op grond van de artikelen 57 en 58 van het Wetboek van Strafrecht geldt dat bij een samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en méér dan één misdrijf opleveren ('meerdaadse samenloop'), slechts een straf wordt uitgesproken tot een maximum van het totaal van de hoogste straffen op de feiten gesteld.
22 In de andere hier vermelde arresten herhaalt de Hoge Raad zijn oordeel uit het arrest van 13 augustus 2004.
23 In de aan de Hoge Raad voorgelegde gevallen verschilden de heffingen waarvoor bij een aangiftebiljet aangifte werd gedaan enigszins: premie WAZ en inkomstenbelasting, premie Ziekenfondswet en inkomstenbelasting en premie WAZ, vermogensbelasting en inkomstenbelasting.
24 Met ingang van 1 januari 2006 is in artikel 67b van de Awr een nieuw tweede lid ingevoegd, dat ertoe strekt het doen van een onjuiste of onvolledige aangifte loonbelasting beboetbaar te stellen.
25 Voor degene tot wie een criminal charge is gericht gelden een aantal belangrijke rechten en waarborgen, waaronder het ne bis in idem beginsel (vgl. artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht). Zie artikelen 6 en 7 van het EVRM.
26 Arresten van 19 juni 1985, nr. 22076, BNB 1986/29 m.nt. Scheltens en van 24 januari 1990, nr. 26135, BNB 1990/287 m.nt. Hofstra. Zie ook F.J.P.M. Haas, Bestuurlijke boeten in het belastingrecht, Deventer: Kluwer 2006, hoofdstuk 13.
27 EHRM 23 juli 2002, nr. 36 985/97, BNB 2003/2 m.nt. Feteris.
28 Kamerstukken II 1993/94, 23 470, nr. 3, p. 12. Daarbij zij aangetekend dat dit standpunt in de Memorie van Antwoord (Kamerstukken II, 1993/94, 23 470, nr. 8, blz. 6-7) enigszins werd genuanceerd naar aanleiding van het arrest Bendenoun (EHRM 24 februari 1994, BNB 1994/175 m.nt. Wattel). Deze nuancering nam niet weg dat de wetgever het uit het oogpunt van rechtsbescherming en duidelijkheid wenselijk achtte om met betrekking tot vergrijpboeten en verzuimboeten dezelfde waarborgen te laten gelden.
29 Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 122-123.
30 Dit beginsel houdt kort gezegd in dat iemand niet tweemaal of meer voor hetzelfde feit aansprakelijk mag worden gesteld of vervolgd mag worden; zie G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2005, blz. 197 e.v. en J. de Hullu, Materieel strafrecht, Over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Kluwer 2006, blz. 499 e.v.
31 Zie artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 14, zevende lid, van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR en artikel 4, eerste lid, van het zevende protocol bij het EVRM - welk protocol overigens door Nederland (nog) niet is geratificeerd.
32 Het is de bedoeling dat dat wel gaat gebeuren, althans zo blijkt uit artikel 5.4.1.4 van het wetsvoorstel voor de vierde tranche van de Awb, welke (voorgestelde) bepaling luidt: "Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd (...)". Zie Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 2, blz. 15.
33 Maar ook weer niet zoveel te weinig dat de inspecteur daarin onmiddellijk aanleiding ziet om onderzoek in te stellen.
34 Kamerstukken II 1993/94, 23 470, nr. 3, p. 39.
35 Brief van de staatssecretaris van Financiën van 18 december 2003 DGB 2003/6633M, V-N 2004/2/6 en Kamerstukken II, 1993/94, 23 740, nr. 3, blz. 12 e.v.