ECLI:NL:PHR:2009:BJ1245
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Betekenis van het begrip eerst-aangesprokene in de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen bij meerdere benadeelden
In deze zaak staat de betekenis van het begrip 'eerst-aangesprokene' in de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) centraal, vooral in situaties waarin meerdere benadeelden betrokken zijn bij een ongeval. Het ongeval vond plaats op 8 juni 1999 op de A2 in Liempde, waarbij [verweerder 2] gewond raakte en [betrokkene 4], de echtgenoot van [verweerster 1], overleed. De rechtbank oordeelde dat alle benadeelden hun vorderingen op basis van artikel 25 lid 4 WAM moesten richten tot degene die als eerste door een benadeelde was aangesproken. Dit oordeel werd door het hof bevestigd, waarbij het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars in cassatie ging tegen deze beslissing. De kern van het geschil betreft de vraag of de benadeelden hun vorderingen gezamenlijk of individueel moeten indienen, en wie als eerst aangesprokene moet worden beschouwd.
De rechtbank had in haar eindvonnis van 23 februari 2005 geoordeeld dat het Nederlands Bureau als eerst aangesprokene geldt, omdat de sociale verzekeraar AAA als eerste actie had ondernomen. Het hof bevestigde dit oordeel en verklaarde het Nederlands Bureau niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen het tussenvonnis. In cassatie werd betoogd dat de rechtbank onvoldoende had meegewogen dat het Nederlands Bureau niet door de benadeelden zelf, maar door de sociale verzekeraar was aangesproken. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de uitleg van de rechtbank over artikel 25 lid 4 WAM juist was, en dat de belangen van de benadeelden vereisen dat zij hun vorderingen richten tot de eerst aangesprokene.
De zaak benadrukt de noodzaak van een duidelijke wetsuitleg in situaties met meerdere benadeelden en de rol van de eerst aangesprokene in het schadevergoedingsproces. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof in stand blijven.