ECLI:NL:PHR:2009:BJ1009

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00874
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet-ondertekend verzoekschrift en termijnoverschrijding

In deze kinderbeschermingszaak heeft de rechtbank te 's-Gravenhage op 24 juli 2008 op verzoek van Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [het kind], geboren in 2001, verlengd tot 23 oktober 2008. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen, inclusief het zelfstandig verzoek van de pleegouders om het kind bij hen terug te plaatsen. De pleegouders hebben hierop hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, maar zijn bij beschikking van 3 december 2008 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de geldigheidsduur van de machtiging inmiddels was verstreken.

Vervolgens hebben de pleegouders op 2 maart 2009 een cassatieberoep ingesteld, dat op 3 maart 2009 ter griffie van de Hoge Raad is ingekomen. Dit verzoekschrift was echter niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat in strijd is met artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Na een waarschuwing is op 20 maart 2009 een correct ondertekend verzoekschrift ingediend, maar dit was te laat, aangezien het meer dan 14 dagen na de indiening van het eerste verzoekschrift was.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het eerste cassatieberoep niet-ontvankelijk is, omdat het niet voldeed aan de vereisten van de wet. Het tweede verzoekschrift kan niet worden beschouwd als een herstel van het eerste, omdat de termijnoverschrijding niet binnen de toegestane periode heeft plaatsgevonden. Hierdoor is een inhoudelijke bespreking van het cassatiemiddel niet aan de orde, en de conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.

Conclusie

09/00874
Mr. F.F. Langemeijer
Parket, 30 juni 2009
Conclusie inzake:
[Verzoekers]
tegen
1. Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden
2. [Verweerder 2]
3. [Verweerder 3]
1. Deze kinderbeschermingszaak leent zich voor een verkorte conclusie. Bij beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 24 juli 2008 is op verzoek van Bureau Jeugdzorg Haaglanden de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [het kind] (geboren [geboortedatum] 2001) verlengd tot 23 oktober 2008. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen, met inbegrip van het zelfstandig verzoek van de pleegouders - thans verzoekers tot cassatie - om dit kind bij hen terug te plaatsen.
2. De pleegouders hebben bij het gerechtshof te 's-Gravenhage hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Bij beschikking van 3 december 2008 heeft het hof hen niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep, op de grond dat zij daarbij geen belang meer hebben omdat de geldigheidsduur van de machtiging tot uithuisplaatsing inmiddels is verstreken.
3. Bij verzoekschrift d.d. 2 maart 2009, ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 3 maart 2009, heeft een advocaat te Rotterdam cassatieberoep ingesteld. Nadat deze erop was geattendeerd dat het verzoekschrift niet was getekend door een advocaat bij de Hoge Raad (art. 426a lid 1 Rv), is eerst op 20 maart 2009 een door mr. J.C. Meijroos, advocaat bij de Hoge Raad, ondertekend cassatieverzoekschrift ontvangen.
4. Het op 3 maart 2009 ingekomen cassatieberoep is niet-ontvankelijk omdat dit niet voldoet aan de vereisten van art. 426a lid 1 Rv. Het op 20 maart 2009 ingekomen cassatieberoep is niet-ontvankelijk omdat het te laat is ingediend: zie art. 426 lid 1 Rv. Anders dan het begeleidend schrijven doet voorkomen, kan het op 20 maart 2009 ontvangen cassatieverzoekschrift niet worden gebracht onder de herstelmogelijkheid die in de rechtspraak van de Hoge Raad is erkend ten aanzien van bij faxcopie ingediende rekesten. Weliswaar kan het gebrek dat een per faxpost ingekomen cassatierekest niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad worden hersteld door indiening ter griffie binnen korte tijd van een naar behoren ondertekend origineel exemplaar van het verzoekschrift, maar daarvan is in dit geval geen sprake, reeds omdat tussen 3 en 20 maart 2009 méér dan een korte tijd is verstreken(1).
5. Om deze reden kan een inhoudelijke bespreking van het cassatiemiddel achterwege blijven. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
1 HR 14 april 2000, NJ 2000, 359; HR 11 juli 2003, NJ 2003, 565, JBPr 2006, 31 m.nt. R.L.M. van Opstal; HR 11 februari 2005, NJ 2005, 143, JBPr 2005, 34 m.nt. M.T..H. de Koning; HR 16 december 2005, NJ 2006, 7.