ECLI:NL:PHR:2009:BI7128
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. de Vries Lentsch-Kostense
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke geschillen over legaten en de uitleg van testamenten
In deze zaak gaat het om een geschil over de afwikkeling van de nalatenschap van de op 24 mei 2001 overleden erflater. De erflater heeft in zijn testament zijn echtgenote en drie kinderen als erfgenamen benoemd. De echtgenote heeft recht op twee legaten: een keuzelegaat en een legaat van vruchtgebruik. De kwestie draait om de vraag of de legaten zijn vervallen omdat de echtgenote niet binnen de gestelde termijnen heeft gecommuniceerd welke goederen zij als legaat wenst te aanvaarden. De rechtbank en het hof hebben het standpunt van de eiseres verworpen, waarbij het hof oordeelde dat de termijnen in het testament geen fatale termijnen zijn en dat de legaten niet zijn vervallen. De eiseres heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoert dat de legaten wel degelijk zijn vervallen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep ontvankelijk is en dat de uitleg van het testament moet plaatsvinden aan de hand van het oude recht, aangezien de erflater voor de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht is overleden. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof dat de aan de legaten verbonden tijdsbepalingen geen afzonderlijke verplichtingen opleveren die leiden tot verval van rechten. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.