ECLI:NL:PHR:2009:BI1377

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00460 P
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in mensenhandelzaken en de beoordeling van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2009 uitspraak gedaan in het kader van profijtontneming met betrekking tot mensenhandel. De zaak betreft de veroordeelde die door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 103.000,-- aan de Staat, als ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat er samenhang bestaat met andere zaken en dat er twee middelen van cassatie zijn voorgesteld door de advocaat van de verdachte, mr. J.S. Nan.

Het eerste middel betrof de vraag of het bewijs voldoende was om te concluderen dat het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 5], het volledige bedrag van € 28.000,-- aan de veroordeelde had moeten afdragen. De Hoge Raad oordeelde dat de vaststelling van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende was onderbouwd, aangezien uit de verklaringen van het slachtoffer bleek dat zij slechts een deel van haar inkomsten aan de veroordeelde had moeten afstaan. Hierdoor werd het aan de Staat te betalen bedrag verlaagd met € 14.000,--.

Het tweede middel betrof de beoordeling van een bedrag van € 45.000,-- dat aan de veroordeelde was verstrekt om een van de vrouwen vrij te kopen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof dit bedrag terecht had aangemerkt als wederrechtelijk voordeel, omdat het verband hield met de opbrengsten van de mensenhandel. De conclusie van de Procureur-Generaal strekte tot vernietiging van de hoogte van het aan de Staat te betalen bedrag, en de Hoge Raad heeft dit oordeel bevestigd. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in zaken van profijtontneming en de complexe relatie tussen mensenhandel en de verkregen voordelen.

Conclusie

Nr. 08/00460 P
Mr. Vellinga
Zitting: 14 april 2009 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
1. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bevestigd de uitspraak van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch waarbij aan de veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting is opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 103.000,--.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 07/11215, 08/00460 P en 08/00461. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verdachte heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel houdt in dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat [slachtoffer 5] het gehele door haar verdiende bedrag van € 28.000,-- aan de veroordeelde heeft moeten afdragen.
5. In de door het Hof bevestigde uitspraak heeft de Rechtbank als door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel in aanmerking genomen een door [slachtoffer 5] verdiend bedrag van € 28.000,--.
6. De verklaringen van [slachtoffer 5] voor zover voor het bewijs gebezigd houden in dat zij € 28.000 heeft verdiend, dat zij een deel van de inkomsten diende af te staan, dat zij gedwongen was de helft van haar inkomsten aan de veroordeelde te betalen (p. 95), dat de veroordeelde vanaf het begin het geld van haar heeft afgenomen, dat zij later een groot deel van haar inkomsten moest afstaan (p. 107), dat de meeste van haar verdiensten naar de veroordeelde gingen (p. 108), dat de veroordeelde haar geld inde en naar Bulgarije zond (p. 109). Hieruit kan wel worden afgeleid dat de veroordeelde de helft dan wel een groot deel van het bedrag van € 28.000,-- van [slachtoffer 5] verwierf, maar niet dat bedrag in zijn geheel. Derhalve is de vaststelling van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende met redenen omkleed.
7. Het middel slaagt. Nu uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de veroordeelde ten minste de helft van het bedrag van € 28.000,-- heeft ontvangen, kan de Hoge Raad het aan de Staat te betalen bedrag verminderen met € 14.000,--.
8. Het tweede middel klaagt dat het Hof als wederrechtelijk voordeel in aanmerking heeft genomen een bedrag van € 45.000,-- dat aan de veroordeelde is verstrekt om één van de vrouwen vrij te kopen.
9. In de door het Hof bevestigde uitspraak ligt als oordeel besloten dat het bedrag waarmee één van de vrouwen is vrijgekocht is verkregen door middel van of uit baten van de ten laste van de veroordeelde bewezenverklaarde, met betrekking tot onder meer die vrouw gepleegde mensenhandel.
10. In navolging van de Rechtbank heeft het Hof het bedrag van € 45.000,-- kennelijk en niet onbegrijpelijk gezien als tegenprestatie voor de door het vertrek van die vrouw door de veroordeelde te derven opbrengst van mensenhandel, dus als kapitalisering van die te verwachten opbrengst. Zo gezien geeft het onderhavige oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. De vrijkoopsom komt immers in de plaats van door één van de vrouwen uit prostitutie te ontvangen, aan de veroordeelde af te dragen bedragen.(1)
11. Het middel faalt.
12. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging voor wat betreft de hoogte van het aan de Staat te betalen bedrag van de bestreden uitspraak en van de door het Hof bevestigde uitspraak, tot bepaling van dat bedrag op € 89.000,-- en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Ik zie de vrijkoopsom dus als wat Borgers noemt primair voordeel (M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, diss. Tilburg 2001, p. 241 e.v.)