ECLI:NL:PHR:2009:BH5466

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01453
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • Mr. L. Strikwerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid en bewijswaardering in geldleningzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [eiser] tegen een eindarrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof had in een eerder tussenarrest [eiser] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, maar in het eindarrest van 13 december 2007 oordeelde het hof dat [eiser] dit tegenbewijs niet had bijgebracht. Het hof bekrachtigde daarmee het vonnis van de rechtbank, die eerder had geoordeeld dat [verweerster] geslaagd was in het bewijs van haar vordering tot een bedrag van Euro 38.006,53. [Eiser] heeft cassatie ingesteld tegen zowel het tussenarrest als het eindarrest, maar de Hoge Raad oordeelt dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep voor zover dit gericht is tegen het tussenarrest, omdat hij geen cassatieklachten heeft aangevoerd tegen dat arrest. De Hoge Raad behandelt vervolgens het cassatieberoep tegen het eindarrest en concludeert dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden. De rechtsklachten, die zich richten tegen de bewijswaardering door het hof, falen omdat het hof niet in strijd met de wet heeft gehandeld door getuigenverklaringen die op horen zeggen berusten, als bewijs te gebruiken. De motiveringsklachten worden eveneens verworpen, omdat het hof zijn oordeel voldoende heeft gemotiveerd. De Hoge Raad concludeert dat de zaak in aanmerking komt voor een verkorte conclusie en dat de motiveringsplicht van de rechter beperkt is, waardoor de klachten van [eiser] niet kunnen leiden tot cassatie.

Conclusie

08/01453
Mr L. Strikwerda
zt. 6 maart 2009
conclusie inzake
[Eiser]
tegen
[Verweerster]
Edelhoogachtbaar College,
1. Bij eindvonnis van 7 mei 2003 heeft de rechtbank 's-Gravenhage thans verweerster in cassatie, hierna: [verweerster], geslaagd geoordeeld in het haar bij tussenvonnis van 27 februari 2002 opgedragen bewijs dat zij op verschillende tijdstippen diverse bedragen aan thans eiser tot cassatie, hierna: [eiser], heeft uitgeleend en de desbetreffende vordering van [verweerster] tot een bedrag van Euro 38.006.53 toegewezen.
2. Op het hoger beroep van [eiser] heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage bij tussenarrest van 27 oktober 2005 [eiser] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Bij eindarrest van 13 december 2007 heeft het hof geoordeeld dat [eiser] het tegenbewijs niet heeft bijgebracht en, onder verwerping van diens grieven, het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3. [Eiser] is tegen het tussen- en eindarrest van het hof (tijdig) in cassatie gekomen. [Verweerster] is in cassatie niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
4. [Eiser] heeft geen cassatieklachten aangevoerd tegen het tussenarrest van het hof, zodat hij in zijn cassatieberoep, voor zover dit is gericht tegen het tussenarrest, niet kan worden ontvangen.
5. Ter bestrijding van het eindarrest van het hof heeft [eiser] één middel voorgesteld. De in dit middel aangevoerde klachten kunnen naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden en nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat zij zich lenen tot verwerping met toepassing van art. 81 RO. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie.
6. Het middel keert zich met rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof dat de door [eiser] aangevoerde grieven tegen het bewijsoordeel van de rechtbank falen.
7. De rechtsklachten houden in dat het hof art. 163 Rv heeft geschonden doordat het aan getuigenverklaringen die op horen zeggen berusten, bewijs heeft ontleend.
8. Deze klachten falen omdat uit het oog wordt verloren dat art. 163 Rv de rechter niet verbiedt uit wat een getuige anderen heeft horen zeggen een vermoeden te ontlenen voor de waarheid van de inhoud van die mededeling. Aan een zodanige verklaring mag derhalve bewijs worden ontleend (vgl. HR 26 november 1948, NJ 1949, 149 nt. PhANH, en HR 24 december 1976, NJ 1977, 286 nt. WHH).
9. De motiveringsklachten verwijten het hof zijn oordeel dat de door [eiser] aangevoerde grieven tegen het bewijsoordeel van de rechtbank falen, niet (voldoende) te hebben gemotiveerd.
10. Deze klachten kunnen niet tot cassatie leiden omdat het hof in r.o. 4, 6 en 10 van zijn eindarrest heeft gemotiveerd dat en waarom de door [eiser] tegen het bewijsoordeel van de rechtbank aangevoerde grieven falen. De gegeven motivering is niet onbegrijpelijk of anderszins ontoereikend, in aanmerking genomen dat de rechter vrij is in de waardering van het bewijs en zijn motiveringsplicht op dit punt beperkt is (vgl. HR 5 december 2003, NJ 2004, 74). Anders dan het middel kennelijk wil betogen, was het hof niet gehouden te motiveren waarom hij aan de verklaring van een getuige al dan niet geloof hecht (zie bijv. HR 11 februari 1994, NJ 1994, 651 nt. HJS).
De conclusie strekt tot
- niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep voor zover dit is gericht tegen het tussenarrest van het hof, en
- tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden.