ECLI:NL:PHR:2009:BH5357
Parket bij de Hoge Raad
- Jörg
- I.N. Weski
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling in verband met ne bis in idem-beginsel en nieuw bewijs
In deze zaak gaat het om een herzieningsaanvraag die is ingediend door de verzoeker, die eerder door het gerechtshof te Den Bosch is veroordeeld voor zijn aandeel in een BTW-carroussel. De verzoeker heeft een gevangenisstraf van vijf jaar en elf maanden opgelegd gekregen, welke onherroepelijk is geworden na verwerping van het cassatieberoep. De herzieningsaanvraag is gebaseerd op twee nova: ten eerste, dat de verzoeker ook in België onherroepelijk is veroordeeld voor hetzelfde feit, en ten tweede, dat het Openbaar Ministerie (OM) mappen met originele vrachtbrieven heeft achtergehouden. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 26 mei 2009 geoordeeld dat de aanvraag ongegrond is.
De Hoge Raad overweegt dat de verzoeker niet heeft aangetoond dat de in België opgelegde straf volledig is uitgevoerd, gegratieerd of verjaard, wat een voorwaarde is voor het beroep op het ne bis in idem-beginsel. Daarnaast heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de verzoeker niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de eerder oordelende rechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen indien hij op de hoogte was geweest van de nieuwe feiten die in de herzieningsaanvraag zijn aangevoerd. De Hoge Raad herhaalt dat het aan de aanvrager is om aan te tonen dat de nieuwe omstandigheden van dien aard zijn dat de rechter de niet-ontvankelijkheid van het OM had moeten uitspreken.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de herzieningsaanvraag niet kan slagen, omdat de aangevoerde nova niet voldoen aan de vereisten voor herziening. De Hoge Raad bevestigt dat de aanvraag ongegrond is en dat de eerdere veroordeling in stand blijft. De zaak benadrukt de strikte eisen die aan herzieningsaanvragen worden gesteld, vooral in het licht van het ne bis in idem-beginsel en de noodzaak om nieuwe feiten overtuigend aan te tonen.