8. Met de officier van justitie en de raadsman is de kantonrechter van oordeel, dat [verdachte] van het hem primair tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken, omdat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet worden gezegd, dat het mesje dat [verdachte] bij zich droeg tijdens de staandehouding, een voorwerp is waarvan redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dit voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, dan wel te dreigen. Namens [verdachte] is aangevoerd - zie
daarvoor de door de raadsman overgelegde pleitnotities - dat het in casu om een inklapbaar padvindersmesje ging met een veiligheidspalletje, zodat het niet zomaar kon worden uitgeklapt, terwijl een druk op het palletje niet voldoende was om het mesje te openen. [Verdachte] gebruikte volgens zijn zeggen het mesje als schilmesje als hij tijdens zijn werkzaamheden als taxichauffeur een appeltje of een sinaasappeltje wilde schillen. De lezing van [verdachte] is, naar het oordeel van de kantonrechter, niet van iedere grond ontbloot, terwijl evenmin is gebleken dat het mesje bij de staandehouding was uitgeklapt.
(...)
12. Ten aanzien van het aan [verdachte] subsidiair tenlastegelegde feit kan tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring worden gekomen.
Uit hetgeen door [verdachte] in zijn schrijven van 20 juni 2005 is neergelegd en uit hetgeen zowel door [verdachte] zelf als door diens raadman ter terechtzitting naar voren is gebracht, kan worden vastgesteld dat [verdachte] op 10 september 2004 - binnen de tijd waarvoor de officier van justitie zijn "Last" had afgegeven - op de Arendstuin te Leeuwarden het onderwerpelijke mesje bij zich heeft gedragen. Of het mesje nu al dan niet was voorzien van een veiligheidspalletje - de zich in het proces-verbaal van politie bevindende foto's lijken overigens wel op de aanwezigheid van het palletje te wijzen - is niet
van belang, want geoordeeld moet worden dat het mesje hoe dan ook als steekwapen kon worden gebruikt. Dit laatste is hetgeen aan [verdachte] is tenlastegelegd.
(...)
14. Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De kantonrechter:
ten aanzien van het primair aan [verdachte] tenlastegelegde feit:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan [verdachte] is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
ten aanzien van het subsidiair aan [verdachte] tenlastegelegde feit:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat [verdachte] op 10 september 2004 te Leeuwarden in de gemeente Leeuwarden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Arendstuin, zijnde een weg gelegen binnen een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gebied, een mes dat als steekwapen kon worden gebruikt, bij zich heeft gehad;
verklaart [verdachte] schuldig aan hetgeen hem subsidiair is tenlastegelegd, maar legt hem daarvoor geen straf of maatregel op.