ECLI:NL:PHR:2009:BH1985
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. F.F. Langemeijer
- Rechtspraak.nl
Bopz-zaak betreffende voorlopige machtiging en eerlijk proces
In deze Bopz-zaak heeft de rechtbank te Arnhem op 25 september 2008 op verzoek van de officier van justitie een voorlopige machtiging verleend om de verzoeker tot cassatie, hierna aangeduid als betrokkene, in een psychiatrisch ziekenhuis op te nemen. Betrokkene heeft op 24 december 2008 tijdig cassatieberoep ingesteld. In de cassatieprocedure is geen verweer gevoerd door de Officier van Justitie. Het cassatiemiddel richt zich tegen de schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met de stelling dat er geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden, specifiek door het onthouden van gegevens over eerdere inbewaringstellingen aan betrokkene.
De klacht is in één zin toegelicht, waarin wordt gesteld dat aan betrokkene gegevens uit het dossier zijn onthouden die hebben geleid tot de machtiging voor de inbewaringstelling. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat, zelfs als het middel aan de eisen van artikel 426a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zou voldoen, de klacht niet tot cassatie kan leiden. Dit komt omdat een eventueel gebrek aan de voorafgaande last tot inbewaringstelling of de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling geen afbreuk doet aan de geldigheid van de voorlopige machtiging.
Bovendien is in de klacht niet gespecificeerd welke gegevens aan betrokkene zijn onthouden en op welke wijze dit hem zou hebben benadeeld. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat er in de eerste aanleg is geklaagd over ontbrekende stukken. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt dan ook tot verwerping van het cassatieberoep op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het cassatierekest vermeldt dat het cassatieberoep op uitdrukkelijk verzoek van betrokkene is ingesteld, en de advocaat heeft bij brief van 9 januari 2009 het dossier in copie ingezonden, zonder aanleiding te zien om het middel nader te onderbouwen, en met de mededeling dat betrokkene geen toestemming heeft gegeven om het cassatieberoep in te trekken.