ECLI:NL:PHR:2009:BG9912
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis en de eisen aan geneeskundige verklaring
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2009 uitspraak gedaan over een machtiging tot voortgezet verblijf van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis, in het kader van de Wet Bopz. De betrokkene, die in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef, had eerder een rechterlijke machtiging tot opname tot 18 september 2008. De officier van justitie verzocht de rechtbank Maastricht om de machtiging te verlengen, waarbij een geneeskundige verklaring en een behandelingsplan werden overgelegd. De rechtbank verleende de machtiging voor een jaar, maar de betrokkene ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad behandelde de klachten van de betrokkene, die onder andere betrekking hadden op de geneeskundige verklaring en het gevaarscriterium. De rechtbank had geoordeeld dat de geneeskundige verklaring voldeed aan de wettelijke eisen, ondanks dat deze summier was. De Hoge Raad oordeelde dat de geneeskundige verklaring niet per se gedetailleerd hoefde te zijn, zolang deze maar de noodzakelijke informatie bevatte om de stoornis en het bijbehorende gevaar aan te tonen. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de betrokkene zich verzet tegen opname en verblijf, wat een belangrijke overweging was voor de verlening van de machtiging.
De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank voldoende gemotiveerd had waarom de machtiging tot voortgezet verblijf was verleend en dat de klachten van de betrokkene niet opgingen. De uitspraak benadrukt het belang van de geneeskundige verklaring in het kader van de Wet Bopz en de interpretatie van het verzet tegen opname en verblijf. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel en bevestigde de beslissing van de rechtbank.