Met betrekking tot de ten laste gelegde transporten acht het hof de omstandigheid dat het telkens om de stof cocaïne ging, op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigen bewezen. Met betrekking tot de feiten en omstandigheden die tot dit oordeel hebben geleid overweegt het hof als volgt.
De modus operandi
Uit de onder zaak 14 en 15 gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat er in Zuid-Amerika koffers met daarin in rugzakken verpakte cocaïne werden geladen in vliegtuigen die op Schiphol vlogen. Deze cocaïne is op respectievelijk 16 en 18 augustus 2003 door de douane op Schiphol onderschept. Uit de in die zaken afgelegde verklaringen en de telefoongesprekken voorafgaande aan de inbeslagneming blijkt dat gegevens met betrekking tot die koffers, zoals passagiersnaam, vluchtnummer, bagagelabel, eventuele doorverbinding, karakteristieken van de koffer (kort) voor de aankomst van het luchtvaartuig werden doorgegeven aan een persoon in Nederland, in bovenstaande zaken respectievelijk [betrokkene 7] en [betrokkene 6], die er vervolgens voor zorgden dat er in de bagagekelder op Schiphol iemand van de organisatie klaarstond - in deze zaken telkens [betrokkene 3] - om de betrokken koffer van de bagageband te halen, de rugtassen eruit te halen en deze buiten het beveiligde gebied van Schiphol te brengen. Als het contact - de persoon die op Schiphol in de bagagekelder werkte in deze beide zaken telkens [betrokkene 3] - geen dienst had of niet op de afdeling werkte waar de koffer zou binnenkomen op Schiphol, dan werd een andere bagage-medewerker ingeschakeld zoals bijvoorbeeld [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] of [betrokkene 8] om één of meer noodzakelijke handelingen te verrichten. Indien de lading door de autoriteiten werd onderschept moest door de bagagemedewerker voor de opdrachtgevers en/of leveranciers een uitdraai worden gemaakt van de gegevens in de bagagekeldercomputer - die op verschillende plaatsten in de bagagekelder beschikbaar staan - als bewijs dat de partij cocaïne buiten de schuld van de bagagemedewerkers was onderschept.
Wijze van handelen/werkwijze en de betalingen
Met betrekking tot zaak 14 heeft [betrokkene 3] bekend dat hij voor het transport op 16 augustus 2003 is benaderd door [betrokkene 7], die hem een briefje heeft gegeven met daarop de benodigde gegevens en dat hij, als hij de koffer met cocaïne niet had kunnen onderscheppen tijdens zijn eigen diensttijd, [medeverdachte 3] zou hebben gebeld met het verzoek dit te doen. De opbrengst zou hij dan hebben gedeeld met [medeverdachte 3]. [Betrokkene 3] heeft voorts verklaard dat hij, nadat bekend was geworden dat het transport door de douane was onderschept, telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 3] (tap 16-8-03 te 15.42 uur) en aan [medeverdachte 3] heeft gezegd dat deze het bewijs moest halen dat die koffer was onderschept omdat [betrokkene 7] dit nodig had, naar het hof begrijpt, om het verlies tegenover zijn afnemers/leveranciers buiten de schuld van de bagagemedewerkers om, te kunnen verklaren. [Medeverdachte 3] heeft dit ook gedaan.
Met betrekking tot zaak 12 heeft [betrokkene 3] bekend dat hij op 10 augustus 2003 samen met [medeverdachte 3] een rugtas met daarin verdovende middelen buiten het beveiligde gebied van Schiphol heeft gebracht. Over de werkwijze heeft [betrokkene 3] (blijkens een proces-verbaal van 3 februan 2004 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (ordner: pd1-005.3) het volgende verklaard: [betrokkene 9] bracht mij in contact met [betrokkene 6] (hof begrijpt: [betrokkene 6]). [Betrokkene 6] heeft mij op 10 augustus 2003 gegevens gegeven van een bepaalde vlucht. Ik moest van deze vlucht een rugzak afhalen. Ik had [medeverdachte 3] nodig omdat bleek dat de rugzak op zijn afdeling binnenkwam, [medeverdachte 3] heeft de rugzak van de band gehaald. Ik heb de rugzak overgenomen van [medeverdachte 3] en ik heb de rugzak naar landside gebracht. Die avond heb ik de rugzak aan [betrokkene 6] gegeven bij het Amstelstation. Het betrof een proefzending van nog geen 10 kilo. De volgende dag heb ik van [betrokkene 6] geld gekregen en dat heb ik gedeeld met [medeverdachte 3]. Ik heb ongeveer € 30.000,- gekregen. [Medeverdachte 3] heeft de helft van mij gekregen. Uit de bankgegevens van [medeverdachte 3] blijkt dat er op 14 augustus 2003 op de rekening van zijn echtgenote een bedrag van € 5.000,- is gestort.
Samenwerkingsverband
In de periode vanaf 1 maart 2003 tot en met 1 november 2003 is sprake geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, waarbij voor bijna alle transporten gold dat daarbij betrokken waren [betrokkene 3], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [verdachte] en voor één of meer transporten gold dat daarbij ook anderen betrokken waren zoals [betrokkene 7] (alias [betrokkene 7]), [betrokkene 6] en [betrokkene 9].
Binnen dit samenwerkingsverband werden - veelal telefonisch - door betrokkenen met elkaar besprekingen gevoerd, besluiten genomen, instructies en opdrachten gegeven en vonden op het Amstelstation en elders in Amsterdam ontmoetingen plaats waarbij de gegevens van de te onderscheppen partij cocaïne werden verstrekt of de cocaïne werd overgedragen en betalingen verricht. Daarnaast vonden er telefoongesprekken en ontmoetingen plaats tussen [betrokkene 3], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2], die voornamelijk betrekking hadden op het tijdstip, waar en de wijze waarop de cocaïne van de bagageband zou worden gehaald en, eenmaal aangekomen op Schiphol, verder in Nederland vanaf de luchthaven Schiphol vervoerd zouden worden.
Versluierd taalgebruik
Hun onderlinge telefonische contacten tijdens die periode, hadden veelal betrekking op:
1. het tijdstip en de wijze waarop de cocaïne zou worden ingevoerd;
2. het vinden van de koffers op Schiphol;
3. van de leveranciers in Zuid-Amerika benodigde informatie als de partij cocaïne op Schiphol niet werd gevonden;
4. het verkrijgen van een bewijs dat de partij door de douane was onderschept;
5. de financiële afwikkeling, dan wel de betaling van de uit bagage gehaalde partijen cocaïne; Voorts werd in hun onderlinge telefonische contacten tijdens die periode in codetaal en versluierend taalgebruik gesproken, waarbij termen als "hoofdpijn", "problemen", "toernooi spelen", "aantal malen scoren", "feestje", "de vogel is gevangen", "dubbeltjes", "die mannen hebben het in één bak gedaan", "bewijs halen", "de mannen hebben het gekrabt" en "papieren faxen" regelmatig werden gebruikt. Dit versluierend taalgebruik is ook door de verdachte en zijn gesprekspartners gebezigd, zoals blijkt uit een aantal voor het bewijs gebezigde telefoontaps. Verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep geconfronteerd met de gevoerde telefoongesprekken en de gepleegde observaties. Verdachte heeft zowel tijdens het politieverhoor als gedurende de gehele strafprocedure gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht, ook als hij werd geconfronteerd met door hem gebruikt bovenvermeld versluierd taalgebruik Verdachte heeft op geen enkele wijze opheldering willen verschaffen over zijn betrokkenheid in deze zaak Hoewel het de verdachte vrij staat zich te beroepen op zijn zwijgerecht, staat het de rechter vrij om, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring geeft of heeft gegeven, dit in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal te betrekken. Het hof laat het ontbreken van een verklaring van de verdachte over bovenvermelde punten dan ook meewegen bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
Conclusie
"Uit de gebezigde bewijsmiddelen is gebleken dat er in de periode van 1 maart 2003 tot en met 1 november 2003 sprake is geweest van tenminste zeven transporten, waarbij de laatste twee op respectievelijk 16 en 18 augustus 2003 onderschept zijn en cocaïne bleken te bevatten. De modus operandi, de wijze van handelen, het versluierend taalgebruik, de genoemde betalingen en het samenwerkingsverband tussen personen met betrekking tot de (voorbereiding van de) vijf eerdere transporten naar Schiphol op respectievelijk 27 maart 2003,17 mei 2003, 31 mei 2003 en 2 juni 2003 en de onderschepte transporten op 16 en 18 augustus 2003 op Schiphol vertonen zodanige overeenkomsten daarin, dat de conclusie geen andere kan zijn dan dat ook die vijf eerdere (voorbereidingen voor) transporten naar Schiphol betrekking hadden op de invoer van cocaïne. Uit de parallellen, in het bijzonder met betrekking tot het patroon en de inhoud van de gesprekken in de zeven genoemde zaken leidt het hof af dat verdachte ten aanzien van die (voorbereiding van de) vijf eerdere transporten waarbij [betrokkene 3], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de slag waren om in bagage verstopte cocaïne die op Schiphol aankwam of zou moeten aankomen te onderscheppen, heeft deelgenomen dan wel voorbereidingshandelingen heeft gepleegd en dat verdachte behoorde tot een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk binnen het grondgebied brengen van hoeveelheden cocaïne, en dat verdachte een aandeel hierin had, dan wel ondersteunende, gedragingen heeft gemanifesteerd die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het hiervoor bedoelde oogmerk."