ECLI:NL:PHR:2009:BG8773
Parket bij de Hoge Raad
- mr. J. Spier
- Rechtspraak.nl
Hulpmiddelenzorg en de status van de Ness Handmaster onder de Zorgverzekeringswet
In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van de afwijzing van een vordering door Ness Nederland B.V. tegen het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Ness produceert de Ness Handmaster, een hand/arm-orthese met elektrostimulatie, die onder de Ziekenfondswet als hulpmiddel werd verstrekt. CvZ heeft in een rapport geconcludeerd dat de handmaster niet onder de te verzekeren prestaties van de Zvw valt. Ness heeft hiertegen juridische stappen ondernomen, waarbij zij primair CvZ heeft gedagvaard om het rapport in te trekken en te verbieden een nieuw rapport op te stellen dat nadelig voor haar zou zijn.
De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft de gevraagde voorziening op 11 januari 2007 geweigerd, waarna Ness in hoger beroep is gegaan. Het Hof Amsterdam heeft het vonnis op 11 oktober 2007 bekrachtigd. Ness heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, die de zaak heeft behandeld. De kern van de zaak draait om de vraag of de Ness Handmaster kan worden aangemerkt als een orthese in de zin van de relevante artikelen van de Regeling zorgverzekering.
De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd dat Ness geen belang meer heeft bij haar klachten, omdat de Centrale Raad van Beroep in eerdere uitspraken heeft vastgesteld dat de handmaster geen verstevigde orthese is. Dit betekent dat de vordering van Ness niet toewijsbaar is, ongeacht de motivering van het Hof. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de vordering van Ness tot niet-ontvankelijkverklaring moet leiden, en dat, mocht zij ontvankelijk zijn, het beroep moet worden verworpen op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.