1 Zie het arrest van het hof 's-Hertogenbosch van 20 februari 2007 onder 4.1.1 tot en met 4.1.19 in verbinding met het vonnis van de rechtbank Maastricht van 11 augustus 2004 onder 1.1 tot en met 1.13.
2 [Eiseres] heeft tevens [verweerder 2] - voor de zekerheid - als geïntimeerde in hoger beroep betrokken. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering tegen [verweerder 2] geen behandeling behoeft, zie rov. 4.2.1 - 4.2.3. Deze kwestie speelt in cassatie geen rol meer, zie hierna noot 4.
3 De cassatiedagvaarding is op 16 mei 2007 uitgebracht.
4 Voor zover het cassatieberoep is gericht tegen [verweerder 2] wordt primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar cassatieberoep en subsidiair tot verwerping van dit beroep. Uit de s.t. van [eiseres] (onder 12 en 13) blijkt echter dat [eiseres] per abuis [verweerder 2] in haar cassatieberoep heeft betrokken en dit beroep intrekt.
5 Stb. 1986, 372.
6 Wet van 6 december 2001, Stb. 2001, 580, wetsvoorstel 26 855.
7 A. de Pinto, Handleiding tot het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, Tweede gedeelte, p. 785 en Van Rossem-Cleveringa, art. 651, aant. 1 wijzen er wel op dat de dagvaarding aan de vereisten van art. 5 Rv. oud moeten voldoen.
8 MvT, Kamerstukken II, 1983-1984, 18 464, nr. 3, p. 28.
9 P. Sanders, Het Nederlandse arbitragerecht, 2001, p. 190.
10 G.J. Meijer 2008, (T&C Rv), art. 1064 Rv, aant. 3 onder h.
11 Burgerlijke Rechtsvordering, H.J. Snijders, art. 1064, aant. 3.
12 Arbitragerecht, 2e druk, p. 131-132 met verwijzing naar Rb. Utrecht 13 november 1991, TvA 1992/2, p. 72 m.nt. Sanders.
13 Tekst van de Voorstellen tot wijziging van het Vierde Boek (Arbitrage), artikelen 1020-1076 Rv, TvA 2005, 36.
14 Th. B. Ten Kate, Het request-civiel, diss. Leiden 1962, p. 328 en noot 20 met verdere verwijzingen.
15 Th.B. ten Kate en M.M. Korsten-Krijnen, Herroeping, verbetering en aanvulling van burgerrechtelijke uitspraken, 2005, p. 114.
16 Zie de conclusie onder 2.6 en 2.7.
17 Overeenkomstig de bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van eis, zie recent HR 20 juni 2008, RvdW 2008, 649.
18 Vgl. HR 8 oktober 2004, NJ 2004, 659.
19 Ook onderdeel 4 ziet hierop.
20 Deze uitdrukking is slechts historisch verklaarbaar.
21 Burgerlijke Rechtsvordering, H.J. Snijders, art. 1054, aant. 2.
22 G.J. Meijer 2008, (T&C Rv), art. 1064 Rv, aant. 3.
23 Arbitragerecht (van Delden), nr. 7.7.2, p. 107.
24 Burgerlijke Rechtsvordering, H.J. Snijders, art. 1054, aant. 1 en art. 1065, aant. 4 (met verdere verwijzingen aldaar).
25 NJ 1979, 521 m.nt. P. Sanders.
26 P. Sanders, Het Nederlandse arbitragerecht, 2001, p. 194.
27 Partijen baseerden zich hierbij volgens het hof op paragraaf 5 lid 1 van de Exclusivity Agreement, waarin het volgende is bepaald: "This agreement is subject to and shall be interpreted under the rules of equity and justice. The Dutch law is applicable."
28 Sanders, a.w., p. 194.
29 Vgl. HR 17 januari 2003, NJ 2004, 384.
30 Cassatiedagvaarding onder 14.
31 Cassatiedagvaarding onder 15.
32 Het onderstaande is ontleend aan mijn conclusie voor HR 25 mei 2007, RvdW 2007, 507.
33 Kamerstukken II, 1983-1984, 18 464, nr. 3, p. 22.
34 Zie Kamerstukken II, 1983-1984, 18 464, nr. 3, p. 21; Burgerlijke Rechtsvordering, Snijders, art. 1052, aant. 1 (met verdere verwijzingen); conclusie van A-G Asser vóór HR 27 maart 1992, NJ 1993, 97 m.nt. HJS (onder 2.7).
35 In gelijke zin: mvg van [eiseres] onder 39 en 40; in tegenovergestelde zin: s.t. van [eiseres] onder 42 en 43.
36 Vaste rechtspraak. Zie o.m. HR 17 januari 2003, NJ 2004, 384 m.nt. HJS; HR 9 januari 2004, NJ 2005, 190 en HR 22 december 2006, NJ 2008, 4 m.nt. HJS.
37 Vgl. HR 27 maart 1992, NJ 1993, 97 m.nt. HJS.
38 In zekere zin wordt dit ook onderschreven in de cassatiedagvaarding onder 16 (laatste volzin): "Dat geldt eens te meer nu de door het Hof in rov. 4.8.7 genoemde omstandigheden waaraan het de conclusie verbindt dat [eiseres] zou zijn toegetreden tot de overeenkomst, dezelfde zijn als die waaraan de arbiter in rov. 4.3 van diens vonnis mede de conclusie verbindt dat sprake was van contractsoverneming."
39 Cassatiedagvaarding onder 16.
40 Cassatiedagvaarding onder 17.
41 Wat betreft de vindplaatsen van deze twee stellingen wordt verwezen naar de dagvaarding in eerste aanleg, par. 7 resp. naar de memorie van grieven, par. 93.
42 Deze maatstaf is ontleend aan HR 21 maart 1997, NJ 1998, 207 m.nt. HJS (rov. 4.2).
43 HR 17 januari 2003, NJ 2004, 384 m.nt. HJS en HR 25 mei 2007, NJ 2007, 294.