ECLI:NL:PHR:2009:BG2191

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
3 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11283 B
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • M. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van beklag inzake teruggave inbeslaggenomen gelden en wettelijke rente

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure die is ingediend door een klager wiens geldbedragen in beslag zijn genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De klager verzoekt om teruggave van de in beslag genomen gelden, alsook om vergoeding van wettelijke rente over deze bedragen. De Rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard voor wat betreft de teruggave van de inbeslaggenomen geldbedragen, maar heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om wettelijke rente en vergoeding van proceskosten. De klager heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de Rechtbank ten onrechte het verzoek om wettelijke rente niet in behandeling heeft genomen.

De Hoge Raad overweegt dat de regeling in de wet niet voorziet in de mogelijkheid om wettelijke rente toe te kennen in het kader van een beklagprocedure ex artikel 552a Sv. De Hoge Raad stelt vast dat de klager recht heeft op teruggave van de in beslag genomen gelden, inclusief de rente die gedurende het beslag is opgebouwd. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte heeft beschikt over de verzoeken van de klager en dat er geen grond is voor het afwijzen van de wettelijke rente. De zaak wordt terugverwezen naar de Rechtbank voor herbehandeling van het verzoek tot betaling van de gekweekte rente en de vergoeding van proceskosten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de Hoge Raad de bestreden beschikking vernietigt en de zaak terugverwijst naar de Rechtbank. De klager heeft recht op teruggave van de in beslag genomen gelden, vermeerderd met de wettelijke rente, en de Rechtbank dient te beslissen over de vergoeding van de proceskosten.

Conclusie

Nr. 07/11283 B
Mr. Vellinga
Zitting: 28 oktober 2008
Conclusie inzake:
[Klager]
1. De Rechtbank te Amsterdam heeft gegrond verklaard het door klager ingediende beklag voor zover dit strekte tot teruggave aan hem van inbeslaggenomen geldbedragen en klager voor wat betreft het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.
2. Namens klager heeft mr. P. Garretsen, advocaat te 's-Gravenhage, een schriftuur houdende één middel van cassatie ingediend.
3. Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte het klaagschrift niet in behandeling heeft genomen voor zover dat inhield het (bovenop het verzoek om teruggave gedane) verzoek tot het gelasten van uitbetaling van de wettelijke rente over onder klager inbeslaggenomen gelden en tot veroordeling van de Staat in de proceskosten. Daarbij wordt er op gewezen dat de bestreden beschikking (reeds) niet in stand kan blijven omdat daarbij niet de uitbetaling van de werkelijk gekweekte rente is gelast.
4. Het op 22 januari 2007 ingediende klaagschrift houdt kort gezegd in dat in het kader van een onderzoek naar het voorhanden hebben van sigaretten die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken onder klager onder meer geldbedragen inbeslaggenomen zijn. In de strafzaak is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard en die beslissing is inmiddels onherroepelijk, waarmee de strafzaak is geëindigd. Niettemin heeft de Officier van Justitie, ondanks aanmaning daartoe namens klager, (onder meer) de inbeslaggenomen gelden nog niet teruggegeven, aldus de klager. Het klaagschrift houdt voorts het volgende in:
"Beklag en verzoek:
12. Verzoeker wenst zich over het uitblijven van (een last tot) teruggave van de in beslaggenomen voorwerpen en gelden te beklagen en verzoekt uw rechtbank thans een daarmee overeenkomende last te geven. Verzoeker wenst op dit klaagschrift te worden gehoord.
13. Volgens hierbij overgelegde renteberekening is over het in beslaggenomen totaal guldensbedrag ad fl. 25.900,--; thans € 11.752,90, een wettelijke rente verschuldigd van € 4.232,07, zodat terzake sprake is van een vordering van verzoeker op de Staat per heden ad € 15.984,97. (productie 7)
14. Volgens hierbij overgelegde koersberekening was de waarde van het in beslaggenomen totaal pondenbedrag ad £ 16.920,-- aan € 27.054,59 (productie 8); volgens hierbij overgelegde renteberekening is over dit bedrag een wettelijke rente verschuldigd van € 9.742,02, zodat terzake sprake is van een vordering van verzoeker op de Staat per heden ad € 36.796,91. (productie 9)
15. In totaal heeft verzoeker op de Staat een bedrag van € 52.78 1,88 te vorderen wegens de in beslaggenomen gelden.
REDENEN WAAROM:
Verzoeker uw Rechtbank eerbiedig verzoekt:
1. De beslagen op te heffen en te gelasten dat de voorwerpen en gelden worden teruggegeven aan verzoeker. Voor wat de gelden betreft in totaal, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2001 tot aan heden zijnde een bedrag van € 52.781,88 en over dit bedrag te vermeerderen de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening.
2. Akte vragend van de aansprakelijkheidstelling.
3. Met veroordeling van de Staat in de kosten wegens het indienen en behandelen van het klaagschrift."
5. De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Standpunten
De officier van justitie heeft verklaard zich niet te verzetten tegen teruggave van de inbeslaggenomen geldbedragen aan klager. Het verzoek tot toekenning van wettelijke rente, het verzoek tot akte vragend van de aansprakelijkheidstelling en het verzoek tot veroordeling van de staat in de kosten wegens het indienen en behandelen van het klaagschrift, dienen te worden afgewezen, nu deze niet onder de reikwijdte van artikel 552a Sv vallen.
De raadsman van klager heeft aangevoerd dat de geldbedragen onder klager zijn inbeslaggenomen en aan hem dienen te worden teruggegeven. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de officier van justitie niet gehandeld heeft conform het bepaalde in artikel 116 Sv, ondanks zijn toezegging ter terechtzitting van 9 november 2006 tot teruggave over te zullen gaan.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
Nu de officier van justitie zich niet verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen geldbedragen aan klager, dient het beklag gegrond te worden verklaard.
De rechtbank verklaart het meer of anders verzochte niet ontvankelijk daar dit buiten de reikwijdte van artikel 552a Sv valt."
6. Degene die vergoeding wil van door hem gemaakte kosten van een raadsman als gevolg van de beklagprocedure ex art. 552a Sv zal ingevolge art. 591a lid 4 jo. art 591 lid 5 Sv het in art. 591a lid 2 Sv bedoelde verzoek tot vergoeding van de in die procedure gemaakte kosten van een raadsman kunnen doen.(1) Dat verzoek is verder niet aan enige formaliteit gebonden. Nu het klaagschrift onmiskenbaar een verzoek inhoudt tot vergoeding van voor de behandeling van het klaagschrift gemaakte kosten van een raadsman is onbegrijpelijk dat de Rechtbank dit verzoek kennelijk niet als zodanig heeft opgevat doch het, hoewel art. 591a lid 4 jo. art 591 lid 5 Sv grondslag biedt voor een dergelijk verzoek, niet-ontvankelijk heeft verklaard.(2)
7. Voor zover het middel klaagt over de door de Rechtbank uitgesproken niet-ontvankelijkheid in het verzoek tot toekenning van de wettelijke rente over de inbeslaggenomen geldbedragen geldt het volgende. In HR 22 april 1986, NJ 1986, 783, m.nt. ThWvV, waarin bij de Rechtbank geklaagd was dat alsnog betaling van rente over een inmiddels teruggegeven geldbedrag diende te volgen, hield het cassatiemiddel onder meer het volgende in:
9. Voor wat betreft de wettelijke rente: niet valt in te zien waarom de OvJ, weigerende een bepaald bedrag te betalen, indien hij achteraf door de rechter in het ongelijk gesteld wordt geclaimde wettelijke rente niet verschuldigd zou zijn. Aangezien het zeer ondoelmatig zou zijn, indien de hoofdzaak via art. 552a Sv wordt uitgemaakt, de vertragingsrente bij de burgerlijke rechter geldend te moeten maken, bepleit verzoeker dat om redenen van doelmatigheid ook in de strafrechtelijke procedure wordt aangenomen, dat de geclaimde wettelijke rente kan worden toegewezen.
10. Verzoeker meent, dat Uw Raad ingevolge art. 448 Sv de zaak zelf kan afdoen door te gelasten, dat aan verzoeker zal worden teruggegeven de rente als vermeld in het aanvullend klaagschrift."
De Hoge Raad zag echter geen grond voor toekenning van wettelijk rente:
"5.2. Uit het bepaalde in art. 552a Sv in verbinding met art. 10 derde lid Besluit inbeslaggenomen voorwerpen (thans art. 11 vierde lid van dat Besluit, WHV) volgt dat in het recht van belanghebbenden om zich te beklagen over het uitblijven van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen is begrepen het recht van beklag omtrent het uitblijven van een last tot afgifte van de natuurlijke vruchten van inbeslaggenomen voorwerpen, tijdens het beslag ontstaan. Er is geen reden anders te oordelen ten aanzien van tijdens het beslag verkregen burgerlijke vruchten.
5.3. Uit het vorenstaande volgt dat indien op een onder N. inbeslaggenomen geldsbedrag gedurende het beslag in feite rente is gekweekt, een last tot teruggave tevens die rente moet betreffen. Derhalve heeft de Rb. ten onrechte beschikt als onder 1 vermeld en is het middel, voor zover het daarover klaagt, gegrond. Na verwijzing zal alsnog moeten worden onderzocht of tijdens het beslag rente is gekweekt.
5.4. De regeling van de art. 552a e.v. Sv voorziet niet in de mogelijkheid van toekenning van schadevergoeding als gevolg van inbeslagneming, daaronder begrepen de wijze van bewaring."
8. In het licht van deze uitspraak, gelezen in samenhang met de verplichting van de bewaarder een inbeslaggenomen geldbedrag zo spoedig mogelijk te storten op de postbankrekening van het gerecht (art. 4 Besluit inbeslaggenomen voorwerpen) kan het klaagschrift bezwaarlijk anders worden opgevat dan strekkende tot teruggave van de burgerlijke vruchten van de inbeslaggenomen geldbedragen, te weten de op die bedragen gekweekte rente, welke bij gebrek aan wetenschap van de hoogte daarvan is gesteld op de over die bedragen berekende wettelijke rente.
9. In het voorgaande ligt besloten dat ik, anders dan kennelijk de Rechtbank, een welwillende uitleg van het klaagschrift voorsta. Het mag immers opmerkelijk heten dat de gewezen verdachte nog een klaagschrift moet indienen ter teruggave van de onder hem inbeslaggenomen voorwerpen als het strafproces tegen hem op niets is uitgelopen en dan nog wel omdat het justitiële apparaat - zoals de Rechtbank bij vonnis van 9 november 2006 heeft geoordeeld(3) - veel te lang heeft stilgezeten.
10. Het middel slaagt.
11. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar de Rechtbank teneinde - voor wat betreft het verzoek tot betaling van de gekweekte rente - op het bestaande beklag opnieuw te worden berecht en afgedaan, alsmede voor wat betreft het verzoek tot vergoeding van proceskosten op dat verzoek te beslissen op de voet van art. 591a Sv.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie Kamerstukken II, 6647, nr. 3, p. 9: "Het lijkt redelijk de bepalingen van dit artikel (591, WHV) van overeenkomstige toepassing te doen zijn op zaken, betreffende beklag bij inbeslagneming (...)." Zie ook Melai/Groenhuijsen e.a., aant. 16 op art. 591a (suppl. 156, augustus 2006), waarin er op wordt gewezen dat een verwijzing naar art. 591 lid 5 Sv zinloos zou zijn als de gewezen verdachte geen vergoeding zou kunnen krijgen van de kosten van een raadsman, gemaakt in een procedure ex art. 552a Sv.
2 Ik ga er aan voorbij dat tegen een beslissing op een verzoek ex art. 591 Sv geen rechtsmiddel open staat. De Rechtbank heeft in het klaagschrift uitsluitend een beklag ex art. 552a Sv gezien. Tegen de beslissing op een dergelijk beklag staat beroep in cassatie open (art. 552d Sv)
3 Zie bijlage 5 bij het klaagschrift.