1 Gerechtshof 's-Hertogenbosch 6 maart 2007, nr. 01/00015, V-N 2007/35.1.4, NTFR 2007/954, zie r.o. 4.11 en 4.16.
2 Zie r.o. 4.7 en 4.8 van de hofuitspraak.
3 Zie r.o. 2.11 van de hofuitspraak.
4 E en F
5 De naamswijziging van A B.V. in X B.V. heeft dus kennelijk niet geleid tot een wijziging van het btw-nummer.
6 r.o. 2.20 en 4.22 van de hofuitspraak.
7 In verband met een aantal transacties waarvan het Hof oordeelde dat belanghebbende wél terecht het nultarief had toegepast (zie 4.19 van de hofuitspraak) en omdat de Inspecteur had geconcludeerd tot vermindering tot 17,5/117,5 van de omzet (r.o 4.26 van de hofuitspraak).
8 Vgl. HR 20 december 1978, nr. 18960, BNB 1979/111 m.nt. Scheltens.
9 HR 7 mei 1997, nr. 32094, BNB 1997/235 m.nt. Van Hilten; zie voor de omgekeerde situatie: HR 23 augustus 1996, nr. 31277, BNB 1996/390 m.nt. Van Hilten, waarbij de naheffingsaanslag niet in stand bleef omdat de inspecteur kon weten dat de fiscale eenheid niet bestond.
10 Het door de stichting tegen deze uitspraak ingestelde beroep in cassatie werd door de Hoge Raad bij arrest van 11 januari 2008, nr. 43718 (niet gepubliceerd) onder verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie verworpen.
11 L.A de Blieck e.a., Algemene wet inzake rijksbelastingen, Deventer 2004, § 5.3.4 nemen aan dat een aanslag die niet ten name van de belastingplichtige is gesteld nietig is.
12 Zie ook: HR 22 februari 1989, nr. 25188, BNB 1989/113 m.nt. Ploeger en HR 16 december 1998, nr. 33989, BNB 1999/71.
13 Vergelijk de bijlagen 1 en 4 bij het verweerschrift van 18 juli 2001. De stelling van belanghebbende in haar brief van 26 januari 2005 dat de aanslagen geen btw-nummer bevatten, klopt in zoverre niet. Het btw-nummer is weliswaar niet verwerkt in de aanslagnummers, doch is afzonderlijk vermeld.
14 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006, Pb L 347, blz. 1.
15 Zie in dit verband ook het nader te bespreken arrest EMAG, HvJ EG 6 april 2006, nr. C-245/04, Jurispr. I-3227.
16 Artikel 32, eerste alinea, van richtlijn 2006/112/EG is gelijkluidend aan artikel 8, eerste lid, onder a, van de Zesde richtlijn, welke bepaling op haar beurt is overgeschreven van artikel 5, vierde lid, onder a, van de Tweede richtlijn. Noch de Toelichting op het Voorstel voor een Zesde richtlijn (gepubliceerd in V-N 1973/18A), noch in de (toelichtende) bijlage bij de Tweede richtlijn, is de bepaling nader geadstrueerd. Ook de Engelse, Duitse en Franse tekstversies van de (Zesde) richtlijn spreken over vervoer naar de afnemer en datzelfde geldt voor richtlijn 2006/112/EG: 'the place where the goods are located (...) when (...) transport of the goods to the customer begins', 'der Ort, an dem sich der Gegenstand zum Zeitpunkt des Beginns der Versendung (...) an der Erwerber befindet' en 'à l'endroit où le bien se trouve au moment du départ (...) du transport à destination de l'acquéreur'.
17 Daarnaast kent de richtlijn nog de levering aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens passagiersvervoer (artikel 8, eerste lid, onder c); de plaats van levering is dan de plaats van vertrek van het vervoer van passagiers. De onderdelen d en e regelen verder de plaats van levering voor de levering van gas en elektriciteit.
18 Kortheidshalve duid ik de levering die onder het nultarief valt omdat het geleverde goed aan een ondernemer in een andere lidstaat is geleverd en de lidstaat van vertrek daadwerkelijk verlaat in het navolgende aan als 'intracommunautaire levering'. Anders dan de intracommunautaire verwerving, is het begrip 'intracommunautaire levering' echter niet als zodanig gedefinieerd in de communautaire wetgeving.
19 De wet spreekt over (een tarief van) nihil.
20 Dit komt op hetzelfde neer als een nultarief: ter zake van de levering is geen btw verschuldigd, doch de aan de levering toerekenbare voorbelasting komt voor aftrek in aanmerking. Aangezien de term 'nultarief' niet alleen in Nederland veel meer ingeburgerd is, maar ook veel kernachtiger is, hanteer ik verder de term nultarief.
21 Verwezen zij naar de artikelen 17a en 17b, eerste lid, van de Wet en de artikelen 28bis, derde lid en 28ter, A, eerste lid, van de Zesde richtlijn respectievelijk artikelen 20 en 40 van richtlijn 2006/112/EG.
22 Zie ook HvJ EG 27 september 2007, Twoh, C-184/05, BNB 2008/13 m.nt. Bijl, punt 23, waarin wordt verwezen naar het arrest Teleos.
23 Dat geldt ook voor de Franse, Duitse en (authentieke) Engelse versies van het arrest.
24 Verwezen zij naar artikel 5, eerste lid, van de Zesde richtlijn (thans artikel 14, eerste lid, van richtlijn 2006/112/EG): 'als levering van een goed wordt beschouwd de overdracht (...) van de macht om als een eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken'.
25 De plaats van de levering is immers, zoals ik in onderdeel 6.1.3 betoogde, de lidstaat van vertrek van de goederen, ongeacht of de levering zijn beslag al gekregen heeft ten tijde van het vervoer.
26 Achtste richtlijn 79/1072/EEG van de Raad van 6 december 1979, Pb L 331, blz. 11. Inmiddels is een nieuwe richtlijn vastgesteld die de Achtste richtlijn zal vervangen; dit is richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008, Pb L 44, blz. 23. Deze richtlijn is van toepassing op verzoeken om teruggaaf die vanaf 1 januari 2010 worden ingediend.
27 Vgl. artikel 28bis, vijfde lid, onder b, van de Zesde richtlijn respectievelijk artikel 17 van richtlijn 2006/112/EG.
28 V-N 2006/21.18.
29 In onderdeel 6.5.2 van deze conclusie citeer ik het hier bedoelde punt 45 in zijn geheel.
30 Aldus artikel 28quater, A, onder a, van de Zesde richtlijn.
31 Het stond immers vast dat de afnemer een rechtspersoon was en dat belanghebbende voor meer dan het (voor niet-belastingplichtige rechtspersonen en volledige vrijgestelde ondernemers geldende) drempelbedrag goederen had geleverd. In Spanje werd door de afnemer - of hij nu een 'gewone' belastingplichtige, als 'vrijgestelde' ondernemer of als niet-belastingplichtige rechtspersoon was - dus zonder meer een belastbare intracommunautaire verwerving verricht.
32 Naar aanleiding van dit arrest is het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 aangepast in die zin dat, met ingang van 1 januari 2006, in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, sub 2, is bepaald dat het nultarief slechts op intracommunautaire leveringen van toepassing is 'indien de ondernemer beschikt over het btw-identificatienummer van degene die de goederen afneemt' (onverminderd de voorwaarden van het eerste lid van artikel 12 van het uitvoeringsbesluit).
33 Zie bijvoorbeeld HR 28 september 2007, nr. 43581, BNB 2008/14 m.nt. Bijl. De omstandigheid dat de afnemer wel een intracommunautaire verwerving heeft aangegeven, is - zo blijkt uit HvJ EG27 september 2007, Teleos, C-409/04 - overigens geen doorslaggevend bewijs dat terecht aanspraak is gemaakt op toepassing van het nultarief; zie in dit verband ook HR 14 maart 2008, nr. 43672, V-N 2008/14.22.
34 HvJ EG 27 september 2007, Teleos, C-409/04, BNB 2008/11 m.nt. Bijl, punt 42; HvJ EG 27 september 2007, Twoh, C-184/05, BNB 2008/13 m.nt. Bijl, punt 23.
35 In het arrest Collée verklaarde het HvJ EG voor recht dat "artikel 28 quater, A, sub a, eerste alinea, van de Zesde richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de belastingdienst van een lidstaat weigert om een intracommunautaire levering die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden vrij te stellen van btw, enkel omdat het bewijs van een dergelijke levering niet tijdig is geleverd."
36 Volgens het besluit van 20 juni 1995, nr. VB 95/2120 (Mededeling 38), V-N 1995/2324, kan in bepaalde gevallen gebruik gemaakt worden van afhaalverklaringen om het intracommunautaire karakter van de transactie aan te tonen.
37 In punt 35 van het arrest Collée, eerder aangehaald, overweegt het HvJ EG dat de gewezen jurisprudentie over de herziening van ten onrechte in rekening gebrachte btw (arresten Genius Holding (C-342/87), Schmeinck & Cofreth en Strobel (C-454/98) en Karageorgou (C-78/02-C-80/02) ook van toepassing is bij een herziening van de boekhouding om vrijstelling voor een intracommunautaire levering te krijgen.
38 Na inwerkingtreding van richtlijn 2000/65/EG verletterd tot d.
39 In het arrest van 15 maart 2007, Reemtsma, C-35/05, V-N 2007/15.10, punt 27, besliste het HvJ EG dat een afnemer op grond van de Achtste richtlijn geen recht heeft op teruggaaf van de (buitenlandse) btw die hem ten onrechte in rekening is gebracht.
40 En niet onder de in 6.2.5 vermelde uitzonderingsregel valt, dan wel een niet belastingplichtige rechtspersoon is die voldoet aan de voorwaarden om een intracommunautaire verwerving te verrichten.
41 HR 22 april 2005, 40036, BNB 2005/253 m.nt. Van Zadelhoff.
42 Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het in de casus die aan het arrest ten grondslag lag, ging om de (intracommunautaire) levering van nieuwe vervoermiddelen. Voor deze categorie goederen geldt op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel b, juncto Tabel II, post a.6, juncto artikel 7, zesde lid, van de Wet (artikel 28quater, A, aanhef en onder b, van de Zesde richtlijn en artikel 138, tweede lid, onder a, richtlijn 2006/112/EG) dat de levering onderworpen is aan het nultarief, ongeacht de status van de afnemer. Enige voorwaarde is dat de goederen de lidstaat van vertrek daadwerkelijk verlaten.
43 De overweging van de Hoge Raad ziet overigens niet alleen op afhaaltransacties.
44 Eenzelfde voorwaarde is in artikel 8 van de Zesde richtlijn opgenomen voor wat betreft de plaats van de levering van goederen. Ik verwijs naar onderdeel 6.1 van deze conclusie. Ook met betrekking tot de plaats van de levering constateerde ik (zie 6.1.4) dat aan de toevoeging 'naar de afnemer' geen zelfstandige betekenis toekomt.
45 Artikel 17b, tweede lid, van de Wet; artikel 28ter, A, tweede lid, van de Zesde richtlijn; artikel 41, eerste alinea, van richtlijn 2006/112/EG.
46 Opgemerkt zij dat in het gewijzigde voorstel voor een Zesde richtlijn (COM(74) 795 final; 26 juli 1974) in artikel 5, vijfde lid, de volgende kan-bepaling was opgenomen: 'Forward transactions may be treated by Member States as if there were a single supply from the first seller to the last buyer.' Op basis van dit voorstel zouden ketentransacties derhalve als één levering worden aangemerkt. De voorgestelde bepaling heeft de Zesde richtlijn echter niet gehaald.
47 Opgemerkt zij dat artikel 3, derde lid, van de Wet (sinds 1 januari 2007: vierde lid) een ruimer toepassingbereik lijkt te hebben. Ook in het geval dat de macht in een van de schakels niet wordt overgedragen lijkt de wetsbepaling een levering aan te nemen. De bepaling dient mijns inziens echter richtlijnconform - in dit geval dus: beperkter - te worden uitgelegd.
48 Deze regeling is in de communautaire regelgeving opgenomen bij de zogeheten Bezemrichtlijn, richtlijn van 14 december 1992, nr. 92/111/EEG, Pb L 316. De regeling geldt echter uitsluitend in gevallen waarin de keten gevormd wordt door drie ondernemers die allen in een verschillende lidstaat zijn geregistreerd: A in lidstaat 1, B in lidstaat 2 en C in lidstaat 3. Een dergelijke situatie doet zich in casu niet voor. Ik ga daarop dan ook verder niet in.
49 A contrario zou ook uit het in voetnoot 46 aangehaalde gewijzigde Voorstel voor een Zesde richtlijn kunnen worden afgeleid dat kennelijk normaliter bij 'forward transactions' sprake is van verschillende leveringen.
50 In artikel 5, tweede lid, van de Wet (artikel 8, tweede lid, van de Zesde richtlijn en artikel 32 van richtlijn 2006/112/EG) is een afzonderlijke bepaling opgenomen voor de plaats van levering ingeval van ketentransacties waarbij goederen vanuit derde landen komen. Aangezien in casu sprake is van intracommunautair verkeer, laat ik deze bepaling hier verder voor wat zij is.
51 In Oostenrijk bestond die twijfel, gelet op de tweede prejudiciële vraag in de zaak EMAG, waar de Oostenrijkse verwijzende rechter zich afvroeg: 'Kunnen verschillende leveringen als belastingvrije intracommunautaire leveringen worden beschouwd wanneer verschillende ondernemers met betrekking tot hetzelfde goed een leveringsovereenkomst sluiten en de verschillende leveringen bij wege van een enkele verplaatsing van de goederen worden verricht?' In de Nederlandse literatuur bestond dergelijke twijfel overigens niet. Zie R.N.G. van der Paardt, Intracommunautaire ABC-transacties en fraus legis in de BTW, WFR 1998/283; A.H.R.M. Denie en W.A.P. Nieuwenhuizen, BTW en EG-transacties, Deventer 1992-2005, paragraaf 9.5; J. Swinkels, Inta-Community Triangulation, International VAT Monitor 1 (2006), blz. 30.
52 Punt 50 van het arrest.
53 Conclusie A-G J. Kokott van 10 november 2005, EMAG, C-245/04, Jurispr. I-3227, punt 59 e.v.; B.C.L. van den Berg en M. Schreuder, Een makkelijk antwoord geven, Btw-brief 2006/6-7, blz. 10, sluiten zich bij de opvatting van A-G Kokott aan.
54 Mijns inziens zou dat wel kunnen, indien uitgegaan zou worden van een overbrenging van de goederen naar een andere lidstaat door de leverancier. In dat geval zou de leverancier in de lidstaat van vertrek een (fictieve) intracommunautaire levering verrichten gevolgd door een intracommunautaire verwerving in de lidstaat van aankomst. Ik besprak deze (mijns inziens ongewenste) mogelijkheid in onderdeel 6.2.3 van deze conclusie.
55 Kamerstukken II, 1991-1992, 22 712, nr. 3 (MvT), blz. 16 en 17.
56 S.T.M. Beelen e.a., Cursus Belastingrecht (Omzetbelasting), punt 2A.1.5.b.b1
57 R.N.G. van der Paardt, Intracommunautaire ABC-transacties en fraus legis in de BTW, WFR 1998/283.
58 A.H.R.M. Denie en W.A.P. Nieuwenhuizen, BTW en EG-transacties, Deventer 1992-2005, paragraaf 9.4.
59 A.w. paragraaf 9.5.2.
60 Tenzij hij andere informatiebronnen heeft aan de hand waarvan hij kan bewijzen dat de goederen naar een andere lidstaat zijn gegaan. Ik kan mij die informatiebronnen niet goed voorstellen.
61 Zie ook: M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Deventer 2007, blz. 395. Zij betogen dat het nultarief geldt als (in het voorbeeld) A weet dat de goederen naar een andere lidstaat worden vervoerd. Ik meen dat een iets genuanceerder lezing op zijn plaats is. Waar het - gelet ook op de arresten van 27 september 2007, Collée, C-146/05 en Teleos, C-409/04 - om gaat is niet alleen dat A weet, maar vooral of hij kan bewijzen dat de goederen naar een andere lidstaat zijn vervoerd.
62 In die zin ook: A. van Dongen, De harmonisatie van de btw, diss. 2007, blz. 336.
63 In Nederlands jargon: het nultarief toe te passen.
64 Vgl. r.o. 4.13 van de hofuitspraak
65 De 'dragende' overweging van dit arrest luidt: "Aldus heeft het Hof miskend dat voor een in rechte te beschermen vertrouwen in gevallen als het onderhavige niet vereist is dat de aangelegenheid bij een boekenonderzoek door de belastingadministratie daadwerkelijk op haar fiscale merites is beoordeeld, doch dat voldoende is dat de belastingplichtige in de gegeven omstandigheden mocht aannemen dat zulks het geval was. Dit zal zich in het algemeen voordoen, indien de betrokken aangelegenheid verhoudingsgewijs van zodanig belang is dat zij niet aan de aandacht van de met de controle belaste ambtenaren kan zijn ontsnapt, en bovendien de gevolgen voor de belastingheffing van dien aard zijn dat het voor de hand ligt om critische opmerkingen te maken, zo niet tot naheffing over te gaan. Alsdan zal de Inspecteur, door niettemin generlei opmerking te maken en naheffing achterwege te laten, in het algemeen bij de belastingplichtige het gerechtvaardigde vertrouwen wekken dat de wijze waarop deze de betrokken aangelegenheid in fiscaal opzicht heeft behandeld, zijn goedkeuring kan wegdragen."