ECLI:NL:PHR:2008:BF2278

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01956
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • Mr. L. Strikwerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van het Nederlanderschap door Surinaamse nationaliteit ingevolge Toescheidingsovereenkomst

In deze zaak gaat het om het verlies van het Nederlanderschap van de verzoeker, die van rechtswege de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen op basis van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederland en Suriname. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verzoeker tegen de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 maart 2008, waarin het verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap werd afgewezen. De verzoeker stelt dat de rechtbank heeft miskend dat de Toescheidingsovereenkomst geen bepaling bevat die het verlies van de Nederlandse nationaliteit bij het verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit regelt. De Hoge Raad oordeelt echter dat uit artikel 2 lid 1 van de Toescheidingsovereenkomst volgt dat het van rechtswege verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit het verlies van het Nederlanderschap met zich meebrengt.

Daarnaast stelt de verzoeker dat hij, door het verstrekken van een Nederlands paspoort op 4 april 1990, impliciet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De Hoge Raad verwerpt ook deze klacht, omdat geen enkele bepaling in de Toescheidingsovereenkomst of de Rijkswet op het Nederlanderschap deze conclusie ondersteunt. De Hoge Raad concludeert dat het cassatieberoep niet kan leiden tot een andere uitkomst en dat de klachten van de verzoeker ongegrond zijn. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie, en de Hoge Raad verwerpt het beroep met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Conclusie

08/01956
Mr L. Strikwerda
Parket, 11 aug. 2008
conclusie inzake
[Verzoeker]
tegen
De Staat der Nederlanden
Edelhoogachtbaar College,
1. Het tijdig door verzoeker tot cassatie, hierna: [verzoeker], ingestelde cassatieberoep tegen de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 maart 2008, waarbij het door [verzoeker] op de voet van art. 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) ingediende verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van [verzoeker] werd afgewezen, berust op één middel. Het voorgestelde middel kan naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden en noopt niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat de Hoge Raad de klachten kan verwerpen met toepassing van art. 81 RO. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie.
2. Het middel behelst, als ik het goed zie, twee klachten.
3. De eerste klacht houdt in dat (de rechtbank heeft miskend dat) art. 5 van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederland en Suriname (TOS) geen bepaling bevat dat, indien de Surinaamse nationaliteit van rechtswege is verkregen, hierdoor de Nederlandse nationaliteit verloren gaat.
4. De klacht faalt. Uit art. 2 lid 1 TOS volgt dat het van rechtswege verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit ingevolge de TOS, zoals ten aanzien van [verzoeker] door de rechtbank, onbestreden in cassatie, is vastgesteld, het verlies van het Nederlanderschap tot gevolg heeft.
5. De tweede klacht strekt ten betoge dat (de rechtbank heeft miskend dat) dat, nu [verzoeker] noch expliciet noch impliciet te kennen heeft gegeven de Surinaamse nationaliteit te willen verkrijgen, het verstrekken van het Nederlandse paspoort aan hem op 4 april 1990 ertoe leidt dat hij hiermede ook de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.
6. De klacht is ongegrond. Geen bepaling van de TOS of de RWN kent aan de door de klacht bedoelde omstandigheid het gevolg toe dat in een geval als het onderhavige de Nederlandse nationaliteit wordt verkregen. De klacht noemt ook geen bepalingen waaruit dit gevolg zou kunnen worden afgeleid.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,