1 Zie rov. 1 van het bestreden arrest in verbinding met het vonnis in eerste aanleg onder 2.1 en 2.2, hier enigszins verkort weergegeven.
2 Zie het bestreden arrest onder 3 voor een uitgebreide omschrijving van de gewijzigde vordering.
3 LJN: AZ2124. Het arrest is verbeterd bij herstelarrest van 17 januari 2007.
4 Zie onder meer: HR 22 maart 1996, NJ 1996, 710 m.nt. WMK; HR 17 april 1998, NJ 1999, 550 m.nt. WMK onder nr. 551; Asser-Perrick 3-IV, Gemeenschap, 2007, nrs. 81 en 99.
5 Art. 1052 - 1069 (oud) BW. Zie over de bevoegdheden van de executeur-testamentair onder het oude erfrecht: Asser-Van der Ploeg-Perrick, Erfrecht, 1996, nrs. 546 - 562a; Pitlo-Van der Burght, Erfrecht, 1997, blz. 251 - 266; Klaassen-Eggens-Luijten, Huwelijksgoederen- en erfrecht, deel II, Erfrecht, 1989, blz. 220 - 229; W. Breemhaar, De uiterste wilsbeschikking, diss. 1992, blz. 165 - 170.
6 Voor zover het registergoederen betrof, behoefde de executeur-testamentair wel de toestemming van de erfgenamen of, bij gebreke daarvan, de machtiging van de kantonrechter (art. 1059, laatste zin).
7 Zie uitgebreid hierover: B.M.E.M. Schols, Executele, diss. 2007, blz. 453 - 471.
8 Hof Amsterdam 3 december 1992, rek. nr. 19/92, PW nr. 20173.
9 Hof Amsterdam 12 maart 1998, WPNR (1998) 6336, blz. 738.
10 Asser-Van der Ploeg- Perrick, Erfrecht, 1996, nr. 548. Vgl. Pitlo-Van der Burght, Erfrecht, 1997, blz. 255.
11 Zie onder meer: Pitlo-Van der Burght, Erfrecht, 1997, blz. 255; W.M. Kleijn, De boedelscheiding (diss. RU Leiden 1969), blz. 451; Klaassen-Eggens-Luyten, Erfrecht, 1989, blz. 226. Uitdrukkelijk anders: Asser-Van der Ploeg-Perrick, 1996, nr. 547.
12 Asser-Perrick, 1996, nr. 562. Zie thans voor schulden uit belastingen die ter zake van het openvallen van de nalatenschap worden geheven: art. 4:7 lid 1, aanhef en onder e, BW.
13 MvT, Kamerstukken II 1999/2000, 26 822, nr. 3, blz. 21. De tekst van het oorspronkelijk voorgestelde artikel 133 luidde: "Afdeling 4.4.6 van Boek 4 is niet van toepassing op een executele die vóór het in werking treden van de wet is aangevangen."
14 Nota n.a.v. het verslag, Kamerstukken II 2000/01, 26 822, nr. 6, blz. 9. Zie over het overgangsrecht m.b.t. de executeur-testamentair: M.J.A. van Mourik e.a., Nieuw erfrecht, Overgangsrecht, 2002, blz. 81 - 87; B.M.E.M. Schols, Executele, diss. 2007, blz. 450 - 452; Klaassen-Eggens-Luijten-Meijer, Huwelijksgoederen- en erfrecht, II, Erfrecht, 2008, blz. 265 - 266 en M.J.A. van Mourik, Erfrecht, 2008, blz. 201 - 205.
15 Zie over de bevoegdheden van de executeur-testamentair onder het huidige erfrecht: Asser-Perrick, 6B, Erfrecht en schenking, 2005, nrs. 515 - 525; Pitlo-Van der Burght-Ebben, Erfrecht, 2004, nrs. 434 - 443; T.J. Mellema-Kranenburg, Executele en bewind, 2007, blz. 5 - 22; M.J.A. van Mourik (red.), Handboek erfrecht, 2006, hoofdstuk XIV (B.M.E.M. Schols).
16 Naar: B.M.E.M. Schols, Van begrafenisexecuteur tot turbo-executeur, in Yin-Yang (Van Mourik-bundel), 2000. Een executeur-testamentair met een ster heeft minder dan de wettelijke bevoegdheden gekregen, bijv. uitsluitend bevoegdheden m.b.t. de begrafenis. Een executeur-testamentair met de wettelijke bevoegdheden krijgt twee sterren. Een executeur die tevens is aangewezen als afwikkelingsbewindvoerder, wordt een driesterrenexecuteur genoemd.
17 Deze bevoegdheid is van art. 72 (oud) Successiewet overgeheveld naar Boek 4 BW Zie art. 4:147 BW in verbinding met 4:7 lid 1, aanhef en onder e, BW.
18 Asser-Perrick 6B, 2005, nr. 516; B.M.E.M. Schols, Executele, diss. 2007, blz. 235. Vgl. Hof 's-Hertogenbosch 31 januari 2006, LJN: AW2564. De Lange heeft erop gewezen dat het beheer van een executeur-testamentair niet uitgaat van continuïteit, maar van liquidatie, hetgeen een andere invulling is van het begrip `beheer' in art. 3:170 BW: K.D. de Lange, Gouden tijden voor de executeur-testamentair, Nieuw erfrecht 2006/3, blz. 48 - 50.
19 Parl. Gesch. Boek 3, blz. 581. Zie over het beheer voorts: Asser-Perrick, 3-IV, 2007, nr. 19.
20 B.M.E.M. Schols, Executele, diss. 2007, blz. 360 - 364.
21 Hij wijst in dat verband op een uitspraak van het Hof Amsterdam van 30 juni 2005, NJF 2005, 402. In het kader van het beheer van tot de nalatenschap behorende effecten zijn nog te noemen: Hof 's-Hertogenbosch 7 november 2006, LJN: BA4121 en Ktr. Zwolle, 28 oktober 2004, LJN: AR4899.
22 M.P. Bongard, De executeur-testamentair: taken, bevoegdheden en aansprakelijkheid, Fiscaal Tijdschrift Vermogen, juli 2004, blz. 9 - 13, i.h.b. blz 10, noot 10.
23 Vgl. m.b.t. het bewind van art. 4:1066 (oud) BW: HR 30 juni 2000, NJ 2001, 389 m.nt. HJS.
24 Zie hierover in het kort: B.E. Reinhartz, Van De Boedelscheiding tot de afwikkelingsbewindvoerder, Ars Aequi 2008, blz. 382 - 385, en W.J.J.G. Speetjens, Het afwikkelingsbewind, Fiscaal tijdschrift Vermogen, juni 2007, blz. 25 - 34. Uitgebreid hierover: B.M.E.M. Schols, Executele, diss. 2007.
25 Zie rov. 5: (i) [eiser] heeft [verweerder] niet tijdig bericht van diens mede-erfgenaamschap; (ii) [eiser] heeft [verweerder] niet tijdig op de hoogte gesteld van zijn ([eiser]s) benoeming tot executeur-testamentair; (iii) [eiser] heeft - zonder enig overleg - geen, althans onvoldoende, maatregelen getroffen om na het openvallen van de nalatenschap het risico van een koersdaling van de tot de nalatenschap behorende effecten te vermijden; (iv) daarmee heeft [eiser] inbreuk gemaakt op de rechten die [verweerder] toekwamen als erfgenaam en zich gedragen in strijd met de op hem rustende plichten als executeur-testamentair.
26 Een probleem is dat het hof niet uitdrukkelijk vaststelt dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verweerder], maar rov. 5 dit wel impliceert ("Daarmee heeft hij een inbreuk gepleegd op de rechten die [verweerder] toekwamen als erfgenaam en zich gedragen in strijd met de op hem rustende verplichtingen als executeur-testamentair, terwijl daarvoor geen rechtvaardigingsgrond bestond.").
27 Zie: antwoordakte ter rolle van 12 mei 2004, blz. 1 resp. blz. 3.
28 Na de gebeurtenissen van 11 september 2001 is een koersval van alle aandelen ingezet.
29 MvA blz. 3 onder 7.
30 Zie art. 3:185 BW.