ECLI:NL:PHR:2008:BD2710
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. L. Strikwerda
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en de gevolgen van een mediationovereenkomst
In deze zaak gaat het om een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 3 december 1971 in 's-Gravenhage zijn gehuwd. Sinds juli 2005 wonen zij niet meer samen, nadat de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten en samen is gaan wonen met een nieuwe partner. De vrouw heeft op 1 september 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda om de echtscheiding uit te spreken op basis van duurzame ontwrichting van het huwelijk. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en betwist dat de ontwrichting duurzaam is, verwijzend naar eerdere buitenechtelijke relaties van de vrouw.
De rechtbank heeft op 21 juni 2006 de echtscheiding uitgesproken, oordelend dat herstel van de huwelijkse betrekkingen niet meer mogelijk is. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 13 maart 2007 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij hij drie middelen aanvoert.
Middel I betreft de stelling dat de vrouw in strijd heeft gehandeld met een mediationovereenkomst door het echtscheidingsverzoek in te dienen. De Hoge Raad oordeelt dat de eenzijdige opzegging van de mediationovereenkomst door de vrouw niet het rechtsgevolg heeft dat de man aanvoert, waardoor dit middel faalt.
Middel II verwijt het hof dat het zijn oordeel over de duurzame ontwrichting onvoldoende heeft gemotiveerd. De Hoge Raad stelt vast dat het hof voldoende heeft gemotiveerd dat de ontwrichting duurzaam is, onder verwijzing naar de omstandigheden dat de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten en een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend.
Middel III betreft de bewijslast en de vraag of het hof de vrouw had moeten opdragen bewijs te leveren van de duurzame ontwrichting. De Hoge Raad oordeelt dat het hof op basis van de feiten en omstandigheden niet gehouden was om de vrouw bewijs op te dragen. De conclusie van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen.