1 Een machtiging voor de duur van twee jaar was ook voorgesteld in het schrijven van de behandelend psychiater aan de geneesheer-directeur d.d. 4 oktober 2007, blz. 4. In het begeleidend schrijven van de geneesheer-directeur aan de OvJ d.d. 24 oktober 2007 heeft de Centrale cliëntenadministratie van het psychiatrisch ziekenhuis als datum van opname vermeld: 13 juli 2000.
2 Zie blz. 1 van de bestreden beschikking.
3 Zie ook De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. op art. 19 (W. Dijkers).
4 Cassatierekest blz. 1, 3 en 4, in verbinding met bijlagen 13 en 14 bij het cassatierekest. Afgaand op de door de rechtbank verstrekte inlichtingen, behoort de beschikking van 10 januari 2001 niet, doch de beschikking van 10 januari 2002 wel tot de bescheiden waarvan de rechtbank kennis heeft genomen.
5 Bijlage bij het inleidend verzoekschrift van de OvJ, blz. 2. Dit bescheid behoort in elk geval tot de gedingstukken, maar ik kan hier niet uit afleiden wat de steller van het middel hierin leest m.b.t. enig na 13 juli 2000 verleend voorwaardelijk ontslag.
6 Cassatierekest, blz. 3, in verbinding met bijlage 12 bij het cassatierekest. Afgaande op de door de rechtbank verstrekte inlichtingen, heeft de rechtbank van deze beschikking kennis genomen.
7 Bijlage 11 bij het cassatierekest. Deze brief is als bijlage gevoegd bij de stukken van een op 22 december 2003 verleende machtiging. Onduidelijk is gebleven of de rechtbank bij de behandeling van de onderhavige zaak van deze brief kennis heeft genomen. Ik wil veronderstellenderwijs aannemen dat dit is gebeurd: de brief is terug te vinden in het door de rechtbank aan de Hoge Raad ingestuurde copiedossier.
8 Cassatierekest blz. 2 - 3, in verbinding met bijlagen 10 en 9. Onduidelijk is of de rechtbank kennis heeft genomen van dit proces-verbaal. Ik wil veronderstellenderwijs aannemen dat dit is gebeurd: het is terug te vinden in het door de rechtbank aan de Hoge Raad ingezonden copiedossier. De brief van 23 december 2003 heb niet aangetroffen in het procesdossier en behoort m.i. niet tot de stukken van het geding.
9 Cassatierekest, blz. 2, in verbinding met bijlage 8. Deze brief heb ik niet aangetroffen in het procesdossier en behoort m.i. niet tot de stukken van het geding.
10 Dit is in cassatie geen punt van discussie.
11 De griffier van de Hoge Raad heeft, op mijn verzoek, op de voet van art. 34 lid 3 Rv het procesdossier bij de rechtbank opgevraagd. De van de rechtbank verkregen stukken zijn in kopie aan de advocaat van betrokkene toegezonden. De advocaat heeft hierop gereageerd bij brief van 8 april 2008. Naar aanleiding daarvan heb ik (op de voet van art. 83 jo. 120 RO) nadere inlichtingen bij de rechtbank gevraagd, waarop de rechtbank in een bericht van 16 april 2008 heeft geantwoord. Een afschrift hiervan is aan de advocaat van betrokkene verzonden.
12 Voorheen was dit bepaald in art. 78 (oud) Wet Bopz. Thans wordt het afgeleid uit art. 261 Rv.
13 Zie hierover ook: W.J.A.M. Dijkers, Doen en laten in de Bopz-machtigingsprocedure, diss. 2003, blz. 318 en 323 - 325. Uitspraken zoals EHRM 5 oktober 2004, BJ 2005, 1 m.nt. L. Arends en EHRM 3 oktober 2006, BJ 2006, 46, wijzen eveneens in de richting van een actieve toetsing door de rechter.
14 Zie, meer in het algemeen, de noot van E.L. Schaafsma-Beversluis onder Rb Groningen 18 mei 2005, BJ 2005, 30, die onderscheid maakt tussen verschillende categorieën verzoekschriftprocedures.
15 Ik betrek daarbij dat de gedachte dat een patiënt voor de wet in een psychiatrisch ziekenhuis "verblijft", hoewel hij in feite op grond van een hem door de geneesheer-directeur verleend voorwaardelijk ontslag buiten het ziekenhuis verblijft, dateert uit de tijd waarin zgn. `paraplumachtigingen' nog werden aanvaard.
16 Zie daarover: alinea 2.7.