1 Zie rov. 4.1 van het bestreden arrest, in samenhang met de rov. 1.1-1.6 van het vonnis van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel (hierna: de kantonrechter), van 30 maart 2005, alsmede de rov. 4.2-4.9 van het bestreden arrest.
2 Aldus rov. 1.2 van het vonnis van de kantonrechter; kennelijk is daarin bedoeld: tot en met 31 maart 2003.
3 Zie rov. 1.2 van het vonnis van de kantonrechter en rov. 5.8 van het bestreden arrest; kennelijk is daarin bedoeld de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004. De kantonrechter is uitgegaan van art. 16 van de CAO zoals die gedurende die periode gold, terwijl het hof is uitgegaan van art. 12 van de CAO in haar voordien geldende versie.
4 [Eiser] heeft in 2002 een knieoperatie ondergaan; in mei/juni 2003 is hij opnieuw aan zijn knie geopereerd (rov. 4.7 van het bestreden arrest). Vgl. ook rov. 5.12, waarin het hof als vaststaand heeft aangenomen dat de langdurige arbeidsongeschiktheid van [eiser] (gedurende de in voetnoot 5 vermelde perioden) door (zaal)voetbal is veroorzaakt.
5 Volgens rov. 4.6 van het bestreden arrest is [eiser] arbeidsongeschikt geweest in de navolgende perioden, waarin hij, op arbeidstherapeutische basis, ook werkzaamheden als bijrijder, als chauffeur met bijrijder en als chauffeur zonder bijrijder heeft verricht: van 5 juni 2000 tot 2 februari 2001, in welke periode hij ongeveer zes maanden op arbeidstherapeutische basis werkzaamheden heeft verricht; van 13 mei 2002 tot 15 juli 2002, in welke periode hij van 10 juni 2002 tot en met 12 juli 2002 op arbeidstherapeutische basis werkzaamheden heeft verricht; van 25 februari 2003 tot 22 september 2003, in welke periode hij van 24 maart 2003 tot 7 mei 2003 en van 23 juni 2003 tot 19 september 2003 op arbeidstherapeutische basis werkzaamheden heeft verricht; van 16 januari 2004 tot (in ieder geval) 25 augustus 2004, in welke periode hij (in ieder geval) van 1 maart 2004 tot 25 augustus 2004 op arbeidstherapeutische basis werkzaamheden heeft verricht.
6 Rov. 4.8 van het bestreden arrest. In rov. 5.12 wordt (kennelijk abusievelijk) over arbeidsongeschiktheid per januari 2005 gesproken.
7 Zie rov. 2.2 van het vonnis van de kantonrechter.
8 Zie rov. 2.3 van het vonnis van de kantonrechter.
9 Zie over de reconventionele vordering en de gronden daarvan de rov. 2.4 en 2.5 van het vonnis van de kantonrechter.
10 LJN AY5993; NJ 2006, 474; JAR 2006, 209. Het arrest is besproken door : C.J. Frikkee, Minder loon voor werknemer met sportblessure?, SR 2006, p. 285-286, A. Helstone, Geblesseerde werknemer niet buitenspel, Advocatenblad 2006, p. 562-564 en C.J. Smits-Kam, Arbeidsongeschikt door riskant gedrag: recht op loon?, PS Documenta 2006, p. 1343-1352 (waarin ook de reacties op het arrest van werkgevers- en werknemerszijde aan de orde worden gesteld).
11 Zie voetnoot 5.
12 Van het bepaalde in het eerste lid kan voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst slechts bij schriftelijke overeenkomst ten nadele van de werknemer worden afgeweken (art. 7:628 lid 5 BW).
13 Zie over de historie van deze bepaling: C.J. Loonstra en W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata (2006), p. 426-432. Vgl. (het huidige) art. 29 lid 1, aanhef en onder a, Ziektewet: "Behoudens het tweede lid, onderdeel e, en de artikelen 29a en 29b wordt geen ziekengeld uitgekeerd, indien de verzekerde uit hoofde van de dienstbetrekking op grond waarvan hij de arbeid behoort te verrichten, recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel indien het recht op loon door toepassing van het derde, vijfde, zesde of negende lid van dat artikel geheel of gedeeltelijk ontbreekt."
14 Kamerstukken II 1993/94, 23 438, nr. 3, p. 25.
15 Zie ook rov. 5.9 van het bestreden arrest.
16 Kamerstukken II 1995/96, 24 439, nr. 3, p. 13.
17 Kamerstukken II 1995/96, 24 439, nr. 3, p. 57.
18 Kamerstukken II 1995/96, 24 439, nr. 3, p. 13.
19 Kamerstukken II 1993/94, 23 438, nr. 3, p. 8. Vgl. rov. 5.9 van het bestreden arrest.
20 Zie bijv. T&C Arbeidsrecht (2006), art. 7:629 BW, aant. 11 (J.M. van Slooten); C.J. Loonstra en W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata (2006), p. 435-436; I.P. Asscher-Vonk, L. van de Berg e.a., De zieke werknemer (2007), p. 115 en p. 146. Zie ook rov. 5.11 van het bestreden arrest.
21 Uit de verklaring van de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde centrale organisaties van werkgevers en werknemers van 5 november 2004 blijkt (onder punt 2) dat de totale ziekengelduitkering aan de werknemer over de twee ziektejaren tezamen gemeten niet meer dan 170% van het laatst verdiende loon zal bedragen. Dat laat echter onverlet de mogelijkheid om aanvullende specifieke arbeidsvoorwaardelijke afspraken te maken ter stimulering van (versnelde) reïntegratie en participatie-effecten. Zie http://www.stvda.nl/_uploads/nota_20041105.pdf. Zie ook T&C Arbeidsrecht (2006), art. 7:629, aant. 11 (J.M. van Slooten); I.P. Asscher-Vonk, L. van de Berg e.a., De zieke werknemer (2007), p. 146.
22 I.P. Asscher-Vonk, L. van de Berg e.a., De zieke werknemer (2007), p. 146.
23 Vgl. Kamerstukken II 1995/96, 24 439, nr. 6, p. 19: "Wanneer de cao voor die situaties een hoger niveau van loondoorbetaling regelt dan het wettelijk voorgeschreven minimumniveau is dat een invulling van goed personeelsbeleid en goed werkgeverschap voor verantwoordelijkheid van de betrokken partijen. Wanneer het draagvlak van de cao voldoende is kunnen deze afspraken bij het algemeen verbindend verklaren gevolgd worden, conform het bestaande beleid terzake."
24 C.J. Loonstra en W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata (2006), p. 436; I.P. Asscher-Vonk, L. van de Berg e.a., De zieke werknemer (2007), p. 146. Zie ook C.J. Smits-Kam, Arbeidsongeschikt door riskant gedrag: recht op loon?, PS Documenta 2006, p. 1351.
25 Zie ook rov. 5.11 van het bestreden arrest.
26 Zie ook B. Hoogendijk, De loondoorbetalingsverplichting gedurende het eerste ziektejaar (1999), p. 91-92.
27 Vgl. Kamerstukken II 1995/96, 24 439, nr. 6, p. 74.
28 Vgl. Kamerstukken I 1995/96, 24 439, nr. 134b, p. 48. Kritisch daarover B. Hoogendijk, De loondoorbetalingsverplichting gedurende het eerste ziektejaar (1999), p. 93.
29 Aldus ook rov. 5.15 van het bestreden arrest.
30 Zie voor rechtspraak hierover de uitspraken genoemd in T&C Arbeidsrecht (2006), art. 7:629, aant. 5 (J.M. van Slooten) en C.J. Smits-Kam, Arbeidsongeschikt door riskant gedrag: recht op loon?, PS Documenta 2006, p. 1346-1347. C.J. Loonstra en W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata (2006), p. 439, schrijven "dat het lastig, zo niet onmogelijk is te bewijzen dat een werknemer zijn arbeidsongeschiktheid wegens ziekte willens en wetens heeft veroorzaakt" en dat in de literatuur ervoor is gepleit het criterium van opzet in dat van grove schuld te wijzigen.
31 C.J. Smits-Kam, Arbeidsongeschikt door riskant gedrag: recht op loon?, PS Documenta 2006, p. 1351, wijst erop dat de "schuld en toedoen"-clausule van de CAO niet in andere CAO's is te vinden.
32 In dezelfde zin Arbeidsovereenkomst (Losbladig), art. 7:629 BW, aant. 25 en 26 (M.M. Olbers).
33 Zie bijv. CRvB 10 april 1991, AB 1991, 510, m.nt. dL: "Het IAO-Verdrag nr. 121 regelt de uitkering van hen die ten gevolge van een bedrijfsongeval of beroepsziekte arbeidsongeschikt zijn geworden en beschermt als zodanig het "risque professionel" (:bedrijfsrisico) voor werknemers. Daarentegen bestaat in Nederland, ongeacht de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid, in principe recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, welk stelsel als zodanig beschermt het "risque social"."
34 Zie voor een beschrijving van de geschiedenis van het principe van het "risque social" in het Nederlandse socialezekerheidsstelsel P.S. Fluit en A.J.C.M. Wilthagen, Het risque social, in: De gemeenschap is aansprakelijk ..., Honderd jaar sociale verzekering 1901-2001 (2001), p. 107-125.
35 In die zin ook C.J. Loonstra en W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata (2006), p. 437.
36 C.J. Frikkee, Minder loon voor werknemer met sportblessure?, SR 2006, p. 285-286, in het bijzonder p. 285, l.k.("Daarbij lijkt men uit het oog te verliezen dat de reikwijdte van dit arrest vrij beperkt is, mede gelet op de specifieke omstandigheden die hebben geleid tot het oordeel van het hof.") , A. Helstone, Geblesseerde werknemer niet buitenspel (de titel van deze bijdrage spreekt voor zich; LK), Advocatenblad 2006, p. 562-564 en C.J. Smits-Kam, Arbeidsongeschikt door riskant gedrag: recht op loon?, PS Documenta 2006, p. 1343-1352, in het bijzonder p. 1352 ("Al met al kan men concluderen dat de commotie in de media (...) wel wat overdreven is. De vrees dat werkgevers zich nu massaal gaan bemoeien met sportbeoefening en vrijetijdsbesteding van hun werknemers is niet gegrond. Dit hoort thuis in het CAO-overleg, en gezien de weerzin van de vakorganisaties zal het er niet van komen dat er in de CAO's bijvoorbeeld lijsten van verboden sporten worden opgenomen.").
37 C.J. Smits-Kam, Arbeidsongeschikt door riskant gedrag: recht op loon?, PS Documenta 2006, p. 1343-1352, in het bijzonder p. 1351.
38 Zie bijv. HR 14 februari 2003, NJ 2003, 301, rov. 3.6: "(...) Dit brengt mee dat de CAO, bij de beoordeling van de juistheid van deze uitleg in cassatie, als recht in de zin van art. 79 RO moet worden beschouwd (Hoge Raad 27 september 1991, nr. 14289, NJ 1991, 788). (...)."
39 Zie onder meer HR 11 april 2003, NJ 2003, 430, rov. 3.5, en HR 31 mei 2002, NJ 2003, 110, m.nt. G.J.J. Heerma van Voss onder NJ 2003, 111, rov. 3.6. Zie voorts mijn conclusie (onder 2.2-2.3) voor HR 9 december 2005, JAR 2006, 17.
40 Zie voor dat begrip ook art. 7:658 lid 2 en art. 7:661 lid 1 BW, en de rechtspraak daarop van de Hoge Raad, in het bijzonder HR 14 oktober 2005, JAR 2005, 271, rov. 3.4.2: "Het hof heeft met zijn oordeel dat voor een bewust roekeloos handelen in de zin van (thans) art. 7:661 lid 1 BW is vereist dat De Boer ten tijde van het ongeval - waarmee het hof kennelijk bedoelt onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval - zich daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedraging, terecht de maatstaf toegepast die de Hoge Raad heeft geformuleerd in zijn rechtspraak met betrekking tot (thans) art. 7:658 lid 2 BW. Dat het begrip "bewuste roekeloosheid" in deze beide bepalingen op gelijke wijze wordt uitgelegd, ligt in de rede, in aanmerking genomen dat het hier gaat om wetsbepalingen die zijn opgenomen in een en dezelfde titel, titel 7.10 betreffende de arbeidsovereenkomst, en dat beide ertoe strekken de werknemer - in de bewoordingen van HR 9 januari 1987, nr. 12789, NJ 1987, 948, rov. 3.2, slotpassage - te beschermen door bij de aan zijn schuld te stellen eisen rekening te houden met het ervaringsfeit dat de dagelijkse omgang met machines, werktuigen en gereedschappen de werknemer die deze gebruikt, er licht toe zal brengen niet alle voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is. (...)."
41 Vgl. in dit verband het schuldbegrip van art. 6:162 lid 3 BW, dat eveneens veronderstelt dat de aansprakelijke partij anders had kunnen en moeten handelen; aldus Asser-Hartkamp 4-III (2006), nr. 71.
42 Dat, zoals op p. 8, eerste alinea, van de cassatiedagvaarding wordt gesteld, het louter riskeren van arbeidsongeschiktheid een werknemer niet kan worden tegengeworpen, geldt weliswaar voor opzet zoals bedoeld in art. 7:629 lid 3 onder a BW, maar niet, althans niet zonder meer, voor schuld of toedoen als bedoeld in art. 12 A lid 1 onder a van de CAO.