ECLI:NL:PHR:2008:BB8348
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Verontreinigingsheffing bij leegstand van een woning en de heffingsplicht
In deze zaak gaat het om de verontreinigingsheffing die door het Waterschap Velt en Vecht is opgelegd aan X, de eigenaar van een woning die sinds november 2004 leegstaat. De heffingsambtenaar heeft een aanslag opgelegd op basis van drie vervuilingseenheden (v.e.) voor het kalenderjaar 2006. X heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarna de rechtbank te Assen het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verminderde tot één v.e. De rechtbank oordeelde dat X, ondanks de leegstand, als heffingsplichtige moest worden aangemerkt, omdat de woning feitelijk ter beschikking stond en er waterverbruik was geconstateerd, wat duidt op het afvoeren van stoffen.
Het Waterschap ging in cassatie tegen deze uitspraak, stellende dat de rechtbank de Verordening verontreinigingsheffing onjuist had uitgelegd. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de leegstand van de woning moet worden aangemerkt als gebruik door één persoon. De Hoge Raad bevestigt dat de heffingsplichtige niet alleen degene is die daadwerkelijk gebruik maakt van de woning, maar ook degene die de feitelijke beschikkingsmacht over de woning heeft. De conclusie is dat de aanslag terecht is verminderd tot één v.e., omdat de leegstand niet kan worden gelijkgesteld aan gebruik door meerdere personen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige interpretatie van de wetgeving omtrent verontreinigingsheffing en de criteria voor heffingsplicht, vooral in situaties van leegstand. De Hoge Raad stelt dat de heffingsambtenaar niet zomaar kan uitgaan van een maximale maatstaf van heffing zonder rekening te houden met de feitelijke situatie van de woning.