ECLI:NL:PHR:2007:BB6401
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Bleichrodt
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat te laat was ingesteld. De verdachte had op 11 oktober 2006 cassatie ingesteld, terwijl de termijn voor het instellen van beroep in cassatie op 21 juli 2006 was verstreken. De dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep was aan de verdachte in persoon betekend, maar noch de verdachte noch zijn raadsman waren op de zitting verschenen. Het Hof had bij verstek arrest gewezen, en volgens de wet moest het cassatieberoep binnen veertien dagen na de uitspraak worden ingesteld. De verdediging stelde dat het verzuim om tijdig cassatieberoep in te stellen verontschuldigbaar was, omdat de raadsvrouw van de verdachte geen afschrift van de dagvaarding had ontvangen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de verdachte zelf verantwoordelijk was voor het onderhouden van contact met zijn raadsman en dat hij niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het cassatieberoep, omdat de overschrijding van de termijn niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De Hoge Raad volgde deze conclusie en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.