1 De kop van het proces-verbaal vermeldt kennelijk bij vergissing 12 april 2007. In de beschikking is sprake van een verhoor op 5 april 2007.
2 De Meregaard is een centrum voor geestelijke gezondheidszorg te Almere, onderdeel van de Symfora groep. Betrokkene woonde ten tijde van het inleidend verzoekschrift in een flat, kennelijk met enige vorm van ambulante begeleiding. Vanuit De Meregaard is op 22 maart 2007 aan de OvJ het voorstel gedaan een voorlopige machtiging te verzoeken.
3 In de kop van het cassatieverzoekschrift zijn twee voorletters in de naam van betrokkene verwisseld. Gezien de verdere inhoud, kan er geen twijfel bestaan over de identiteit van de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld.
4 Zie het cassatieverzoekschrift, blz. 3 - 4.
5 Zie: art. 1, lid 1, onder f, onder 1: achtereenvolgens onder b, c en d, Wet Bopz.
6 Zie over het begrip `gevaar' in art. 1 en art. 2 Wet Bopz: De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. 3 - 3.7 op art. 2 (W. Dijkers), alwaar verwijzingen naar verdere vindplaatsen.
7 Vgl. HR 15 april 1988, NJ 1988, 751: niet is vereist dat het onheil met zekerheid of met zeer grote waarschijnlijkheid valt te verwachten; voldoende is de reële mogelijkheid dat het gevreesde onheil zich voordoet. In de vakliteratuur is dit wel geparafraseerd als: een aanmerkelijke kans; zie: De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. 3.2 op art. 2 (W. Dijkers).
8 Vgl. Nadere MvA, Kamerstukken II 1979/80, 11 270, nr. 12, blz. 18.
9 Vaste rechtspraak; zie bijv. HR 16 mei 1997, NJ 1998, 221 m.nt. JdB.
10 Vgl. HR 25 oktober 2002, NJ 2002, 599, rov. 3.5.
11 Bij het begrip `maatschappelijke ondergang' valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie van een patiënt die als gevolg van de stoornis zijn (potentiële) werkkring, woning, vermogen en/of de mogelijkheid tot het onderhouden van sociale relaties (zoals een gezinsleven, familie- en andere sociale contacten) verliest.
12 De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. 3.3 op art. 2 (W. Dijkers).
13 Met dit laatste doelt de rechtbank kennelijk op het pakket informatie (correspondentie, politiemutaties en een uitdraai van het behandeldossier van De Meregaard) dat door de crisisinterventor aan de rechtbank is toegestuurd.
14 Het lijkt me niet nodig, hier een opsomming te geven van de plaatsen waar de gedingstukken melding maken van de onhygiënische toestand die bij herhaling in de woning van betrokkene is aangetroffen. Weliswaar heeft betrokkene ter zitting aangevoerd dat zij hard heeft gewerkt om het huis schoon te houden en is door de twee informanten bevestigd dat het de laatste maanden beter gaat, respectievelijk dat het goed met betrokkene gaat en dat het huis is opgeruimd, maar de rechter mag door ups and downs heenkijken en zich een oordeel vormen over de actuele toestand als een geheel.
15 De geneeskundige verklaring (rubriek 5.a) vermeldt onder meer dat betrokkene de Stichting ZON-zorg, die haar zou moeten ondersteunen bij huishoudelijke en persoonlijke verzorging, niet in staat stelt dit te doen, doordat zij plotseling niet thuis is. Daardoor is er ook onvoldoende controle op het innemen van de voorgeschreven medicatie. Soortgelijke problemen zijn gemeld door de bewindvoerder en in oktober 2006 in een brief vanuit de bezoekgroep van de kerk.
16 Afgaande op het door de crisisinterventor overgelegde behandeldossier en de reactie daarop van de advocaat van betrokkene, is betrokkene in 2004 enige tijd gedwongen opgenomen geweest, maar is in mei 2005 een verzoek tot verlening van een rechterlijke machtiging afgewezen omdat niet aan het gevaarscriterium werd voldaan.
17 Volgens de mondelinge toelichting van de crisisinterventor ter zitting, waarnaar de rechtbank verwijst, is betrokkene ongestructureerd en kan de bewindvoerder haar niet in de hand houden; zodra het ene probleem is opgelost, dient het volgende zich aan. Deze mededeling vindt steun in een brief van de bewindvoerder, de Stichting Tranjo, d.d. 5 oktober 2006, die door de crisisinterventor aan de rechtbank is overgelegd.
18 De rechtbank verwijst naar de geneeskundige verklaring: zie rubriek 4.a. Op dit punt is ter zitting geen concreet verweer gevoerd. De feitelijke vaststelling dat sprake is van medicatie-ontrouw is in cassatie niet bestreden.
19 Zie rubriek 5.a van de geneeskundige verklaring.
20 In de behandelaantekeningen wordt op verscheidene plaatsen gewag gemaakt van meldingen van overlast. Uit een politiemutatie van 16 januari 2006, dus van oudere datum, blijkt van een aangifte door een buurman van overlast van betrokkene. In een brief van de woningbouwvereniging van 16 augustus 2006 is een aantal concrete voorbeelden van overlast genoemd. Volgens die brief zou betrokkene meermalen hierover zijn aangesproken, doch vergeefs.
21 Zie p.-v. blz. 2: "De overlast valt wel mee, vooral jaloezie van bewoners omdat betrokkene veel zorg krijgt". In de reactie d.d. 11 april 2007 op de door de crisisinterventor aan de rechtbank toegezonden informatie is namens betrokkene betoogd: "De overlast die mevrouw [...] wellicht veroorzaakt is ook geen reden voor een machtiging. Die overlast kan bovendien op een andere wijze worden afgewend."
22 Zie over deze vorm van gevaar: De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. 3.4.7 op art. 2 (W. Dijkers), alwaar verdere vindplaatsen.