Nr. 02889/06
Mr. Machielse
Zitting 12 juni 2007
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte voor "medeplichtigheid aan het tezamen en in vereniging met een of meer anderen een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijven in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijven wederrechtelijk is" (1 subsidiair), "in het bezit zijn van reisdocumenten waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalste is" (3 primair) en "in het bezit zijn van reisdocumenten waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals is" (4 primair), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk.
2. Mr. M. Steen, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld. Mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende vier middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel klaagt dat na het instellen van cassatie meer dan acht maanden zijn verstreken voordat het dossier bij de griffie van de Hoge Raad is aangekomen.
3.2. Het cassatieberoep is op 12 oktober 2005 ingesteld en het dossier is ter administratie van de Hoge Raad eerst op 18 oktober 2006, dus ruim een jaar later, ontvangen. Aldus is de door de Hoge Raad op acht maanden gestelde inzendtermijn met ruim vier maanden overschreden.
Het middel is gegrond. De Hoge Raad zal opgelegde straf kunnen verminderen.
4.1. Het tweede middel klaagt dat het hof het bewijs van de feiten 3 primair en 4 primair heeft aangenomen op grond van onder meer rapporten en verklaringen, opgemaakt respectievelijk afgelegd door personen wier deskundigheid ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging in twijfel is getrokken.
4.2. Het bewijs berust - voor zover hier van belang - op de volgende bewijsmiddelen:
"13. Het proces-verbaal van politie Rotterdam, nr. 057/2003, documentcode 0304161247.OIG, d.d. 16 april 2003 (als bijlage gevoegd bij het zaaksproces-verbaal Falsificaten II van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304161555.AMB), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], hoofdagent-rechercheur van politie Rotterdam-Rijnmond. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant (p. 1 e.v.):
Op 12 april 2003 werd door de rechter-commissaris te Rotterdam een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in pand [a-straat 1] te [woonplaats]. Door mij, verbalisant, werd een onderzoek ingesteld naar de bij deze doorzoeking in beslag genomen goederen. Hierbij trof ik onder code B.B1.28 het volgende aan:
- Een Irakese identiteitskaart voorzien van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] en een gelijksoortig document welke niet gesealed was.
14. Het proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304220836.AMB, d.d. 22 april 2003 (als bijlage gevoegd bij het zaaksproces-verbaal Falsificaten II van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304161555.AMB), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], hoofdagent-rechercheur van politie Rotterdam-Rijnmond. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant (p.7 e.v.):
Op 22 april 2003 heb ik, verbalisant, ontvangen van [getuige-deskundige 1], inspecteur van politie, Deskundige A documentenonderzoek, werkzaam bij de afdeling Technische Recherche, onderdeel Documentenonderzoek/Falsificaten, een rapport van onderzoek betreffende Irakese documenten, code B.B1.28, welke in beslag waren genomen tijdens de doorzoeking op 12 april 2003 in het perceel [a-straat 1] te [woonplaats]. Dit rapport is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Rapport van onderzoek.
Ik, [getuige-deskundige 1], inspecteur van politie, Deskundige A Documentenonderzoek, werkzaam bij de afdeling Technische Recherche, onderdeel Documentenonderzoek/Falsificaten, verklaar het navolgende.
Ik ontving van [verbalisant 4], werkzaam bij de Regionale Recherche Dienst politie Rotterdam-Rijnmond:
Irakese documenten:
Nationaliteitsbewijs
ID-kaart, nr. [001]
De navolgende kenmerken van valsheid werden aangetroffen:
Nationaliteitsbewijs.
- onderbrekingen in het drukbeeld;
- afwijkende wijze van nummering.
ID-kaart, nr. [001]:
- onderbrekingen in het drukbeeld;
- onvolledige invulling;
- afwijkende lay-out.
Nationaliteitsbewijs: Vals en/of valselijk verstrekt/verkregen
ID-kaart, nr. [001]: Volledig vals
15. Een geschrift, zijnde een verklaring van onderzoek van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, nr. 0802.05, d.d. 3 mei 2005, opgemaakt en ondertekend door de deskundige [getuige-deskundige 2], gecertificeerd documentenonderzoeker, medeondertekend door [getuige-deskundige 3], deskundige A Documentenonderzoek. Dit rapport houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Omschrijving van het te onderzoeken document:
Soort: Nationaliteitsbewijs
Land: Irak
Afgegeven op: 12-3-1989
Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
1. Het document vertoont druktechnisch inhoudelijke afwijkingen.
2. Er zijn afwijkingen zichtbaar in de aangebrachte perforatie.
3. Het productiejaar correspondeert niet met de datum van afgifte van het document.
4. Op het document zijn meerdere zeer slechte afdrukken van inktstempels aangebracht.
Gelet op het bovengenoemde is het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt.
Soort: Identiteitskaart
Nummer: [001]
Land: Irak
Afgegeven te: leeg
Afgegeven op: leeg
Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
1. Het document vertoont druktechnisch inhoudelijk afwijkingen.
2. Het document is niet voorzien van "handmatig" ingevulde persoons- en overige gegevens.
3. Het document is voorzien van foto en een zeer slechte afdruk van een inktstempel.
Gelet op het bovengenoemde is het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt.
Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid betekent bijna absolute zekerheid.
16. Het proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304241350.V02, d.d. 24 april 2003 (als bijlage gevoegd bij het zaaksproces-verbaal Falsificaten II van politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 057/2003, documentcode 0304161555), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 1], beide hoofdagent-rechercheur van politie Rotterdam-Rijnmond. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 24 april 2003 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van verdachte (p. 16 e.v.):
U zegt mij dat bij de huiszoeking aan de [a-straat 1] te [woonplaats] Irakese documenten zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. U toont mij twee kopieën van een Irakees nationaliteitsbewijs. De man op de foto dat ben ik, [verdachte]. Het Irakese nationaliteitsbewijs is van mij. U toont mij een kopie van een Irakese identiteitskaart voorzien van nummer [001]. De man op de foto ben ik, [verdachte]. Deze kaart is van mij. Ik weet dat de kaart niet volledig is.
17. De verklaring van de getuige-deskundige [getuige-deskundige 1].
Deze getuige-deskundige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2005 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Er wordt bij een onderzoek gekeken naar de bepaalde modellen en specima. Er dient in ieder geval bepaalde druktechniek te zijn toegepast. Als deze druktechniek reeds ontbreekt hoeven we eigenlijk al niet verder te onderzoeken. Bij het nationaliteitsbewijs en de ID-kaart van de verdachte is dit het geval geweest.
Bij het nationaliteitsbewijs zijn er een tweetal afwijkingen geconstateerd. Ten eerste was er een onderbreking in het drukbeeld. Deze onderbrekingen ontstaan bij de reproductie van het origineel. De onderbrekingen zijn te zien via een microscoop.
Ten tweede behoort het nummer recht te lopen en dat is hier niet het geval. Deze afwijking komt doordat er geen authentiek apparaat is gebruikt. Als dit wel was gebeurd dan had het document strak gelegen en had het nummer dus recht op het document gestaan.
De ID-kaart is niet geheel ingevuld. Alleen hierop al kan worden geconcludeerd dat er hier sprake is van een vals document. Daarbij is er sprake van onderbrekingen in het drukbeeld en zijn er afwijkingen in de lay-out. Ik doel hierbij op een incorrecte stempel en het gegeven dat de afdruk van het nummer van de druktechniek ontbreekt.
18. De verklaring van de getuige-deskundige [getuige-deskundige 3].
Deze getuige-deskundige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2005 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Met betrekking tot het nationaliteitsbewijs zijn er verschillende afwijkingen te ontdekken. Zo wijkt de druktechniek af, als ook het documentnummer. Dit nummer had uit zes cijfers moeten bestaan en had een extra teken, bijvoorbeeld NO, moeten bevatten. Daarnaast wijkt het geperforeerde nummer op de foto af.
Hierop kan reeds geconcludeerd worden dat het document vals is.
Ook de ID-kaart van de verdachte had voor mij een bekende verschijningsvorm. Er kan geen relatie tussen de foto en het document vastgesteld worden. Er staan geen gegevens op. De kwaliteit van de zwarte opdruk is erg slecht. Gelet op de serie-indicatie kan dit document niet in Noord Irak zijn uitgegeven omdat deze in deze vorm daar niet werden uitgegeven. Het document mist de kenmerken van de hoogdruktechniek. Voorts is de afdruk van de stempel slecht gedetailleerd.
Het kan een combinatie van stempels zijn geweest. Het is in ieder geval geen originele stempel geweest.
4.3. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de deskundigen [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 3] gehoord. De steller van het middel herhaalt wat de advocaat van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep over de betrouwbaarheid van de deskundigen heeft aangevoerd.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte de papieren heeft gekregen van de Iraakse autoriteiten en dat beide deskundigen alleen maar een technisch oordeel hebben geveld over de bescheiden terwijl voor de beantwoording van de vraag of deze bescheiden afkomstig zijn van en gefabriceerd door anderen dan de officiële Iraakse autoriteiten mede rekening moet worden gehouden met de chaos in het land, met de manier waarop mensen, die daarin geen ervaring hebben of daarvoor geen opleiding hebben genoten, proberen het land te besturen en met de ervaringen in andere met name door de advocaat genoemde zaken. Deze betwisting van de betrouwbaarheid van beide deskundigen noopte het hof tot een antwoord wanneer het hof het standpunt niet zou delen, maar zo een antwoord ontbreekt in het arrest of in de aanvulling op het verkorte arrest.
4.4. Ik vermoed dat het tweede middel de strekking heeft een beroep te doen op art. 359 lid 2 Sv voor zover dit het onderbouwde standpunt betreft. Gelet op hetgeen de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft gepresenteerd wil ik er ook van uitgaan dat hier sprake was van de situatie waarop deze bepaling doelt. Het hof is afgeweken van het onderbouwde standpunt zonder daarvoor uitdrukkelijk in zijn arrest de redenen op te geven. De vraag is of dit verzuim tot vernietiging behoort te leiden. Het geval kan zich immers voordoen dat de uitspraak voldoende gegevens bevat bijvoorbeeld in de gebezigde bewijsmiddelen of dat het ontbreken van een uitdrukkelijke weerlegging, mede in het licht van het verhandelde ter terechtzitting, waaronder begrepen hetgeen door of namens de verdachte naar voren is gebracht, geen afbreuk hoeft te doen aan de begrijpelijkheid van de beslissing.(1) De vraag is of zich hier deze uitzondering voordoet.
4.5. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn gehoord de deskundigen [getuige-deskundige 1] en [getuige-deskundige 3]. Ik geef de door hen ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen in extenso weer.
"De getuige-deskundige, genaamd [getuige-deskundige 1], geboren op [geboortedatum] 1946, van beroep inspecteur van politie, technisch rechercheur, deskundige A Documentenonderzoek, en domicilie kiezende te Krimpen aan den IJssel, legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, zakelijk weergegeven als volgt:
U houdt mij voor dat door de verdediging mijn deskundigheid wordt betwist om in deze zaak conclusies te trekken zoals in het rapport weergegeven. U vraagt mij of ik mijzelf deskundig genoeg acht om documenten uit streken, dan wel landen, als Irak op hun echtheid te kunnen beoordelen.
Ik voel mij deskundig genoeg. Ik houd me al rond de twaalf of dertien jaar full-time bezig met het beoordelen van dit soort documenten. Ik werk bij de afdeling "algemene documenten onderzoek". Ik zie hierdoor allerlei soorten documenten. Bij elkaar worden door ons rond de 1.000 documenten per jaar bekeken. Hieronder bevinden zich naast vele ID-documenten, waaronder documenten uit Irak, ook nationaliteitsbewijzen. In april 2003 had ik zeker al 40 documenten afkomstig uit Irak onderzocht.
Er wordt bij een onderzoek gekeken naar de bepaalde modellen en specima. Er dient in ieder geval bepaalde druktechniek te zijn toegepast. Als deze druktechniek ontbreekt, hoeven we eigenlijk al geen verder onderzoek te doen. Bij het nationaliteitsbewijs en de ID-kaart van verdachte is dit het geval geweest.
U vraagt mij of ik er van op de hoogte zou zijn als er door de administratieve chaos die in Irak heerst gebruik zou zijn gemaakt van een andere druktechniek, bijvoorbeeld op basis van oorspronkelijke druktechnieken.
Ik zou daar dan van op de hoogte zijn. Er is continu contact met de IND. Bij de IND zijn mensen aanwezig die zich enkel, dus full-time, bezig houden met Irakese documenten. Eén van die mensen, [getuige-deskundige 3], heb ik zojuist in de gang gezien. [Getuige-deskundige 2] werkt daar ook.
Indien er bij het NFI te weinig ervaring is met bepaalde documenten worden deze naar de IND gestuurd. Bij de onderhavige documenten had ik echter geen twijfel. Als we twee punten vinden die niet juist zijn, dan zullen wij niet verder onderzoeken.
Ik heb het originele nationaliteitsbewijs en de originele ID-kaart zoals ik die destijds heb onderzocht bij me. Bij het nationaliteitsbewijs zijn er een tweetal afwijkingen geconstateerd. Ten eerste was er een onderbreking in het drukbeeld. Deze onderbrekingen ontstaan bij de reproductie van het origineel. De onderbrekingen zijn te zien via een microscoop.
Ten tweede behoort het nummer recht te lopen en dat is hier niet het geval, al is dit moeilijk te zien op een kopie. Deze afwijking komt doordat er geen authentiek apparaat is gebruikt. Als dit wel was gebeurd dan had het document strak gelegen en had het nummer dus recht op het document gestaan.
U vraagt mij of het mogelijk is dat er andere dan de originele stempels worden gebruikt. Ik kan u zeggen dat als dit het geval zou zijn de IND hiervan dan bericht zou hebben gekregen. De datum 18/4/86, waarschijnlijk de afgiftedatum, klopt in dit geval ook niet met de uitgifte van het model. Het model is namelijk van 1991. Op deze afwijking zijn we echter niet echt ingegaan omdat er reeds twee afwijkingen waren geconstateerd.
Ook met betrekking tot de ID-kaart twijfel ik niet over de conclusies uit het rapport. Niet alleen had het document gelamineerd moeten zijn, maar het document is ook niet geheel ingevuld. Alleen hierop al kan worden geconcludeerd dat er hier sprake is van een vals document. Daarbij is er sprake van onderbrekingen in het drukbeeld en zijn er afwijkingen in de lay-out. Ik doel hierbij op een incorrecte stempel en het gegeven dat de afdruk van het nummer van de druktechniek ontbreekt.
De voorzitter stelt de raadsman, de advocaat-generaal en de oudste en jongste raadsheer in de gelegenheid de getuige-deskundige vragen te stellen.
De getuige-deskundige legt hierop een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
De raadsman vraagt mij wat er op de stempel op het nationaliteitsbewijs staat. Dat is voor mij onleesbaar. Ik hoor de tolk verklaren dat er volgens hem Bureau Burgerzaken of iets dergelijks staat.
De raadsman vraagt mij wat er staat op de stempel op de ID-kaart. Ik hoor de tolk zeggen dat het voor hem gedeeltelijk onleesbaar is, maar dat er wel iets staat als Irakese Republiek en Bureau Algemene Zaken. Wij noemen dit ondergronds bedrukken. Er behoren bepaalde gegeven te zijn ingevuld, zoals naam, geboortedatum en naam van de ouders. Op deze kaart is zelfs geen afgiftedatum te vinden. Ik hoor de tolk zeggen dat er op het document geen afgiftedatum staat, maar wel een enkele datum. Datum en afgiftedatum zijn volgens hem twee verschillende woorden. Ik hoor de tolk zeggen dat dit overigens ook het geval was op het nationaliteitsbewijs, waar volgens hem de datum 18 april 1986 staat vermeldt.
Ik ben zelf nog nooit in Irak geweest. Wij hebben ook geen afdeling in Irak zelf. Wij baseren ons voornamelijk op de IND die daar wel contacten heeft.
De raadsman vraagt mij welke autoriteit er bevoegd was tot uitgifte van de documenten. Ik heb daar geen specifieke informatie over. Ik heb daar ook niet naar gevraagd omdat wij al hadden vastgesteld dat de documenten vals waren. De IND geeft ons aan welke druktechniek er moet zijn gebruikt en als dit niet de juiste is dan is het document vals.
De raadsman vraagt mij of ik op de hoogte ben van de verschillende druktechnieken in Irak. Ik ben daarvan op de hoogte. Ik weet dat de druktechnieken in het Westen beter zijn dan in Irak. Er wordt bij de druktechniek naar verschillende maatstaven gekeken. Er wordt door ons niet gekeken naar de politieke achtergronden en de politieke ontwikkelingen in een land zoals bijvoorbeeld Irak. Dit soort gegevens worden ons wel aangeleverd door de tactische recherche, maar wij kijken alleen naar de echtheid van documenten. Er zijn ook geen bestuurlijke contacten in Koerdistan.
De raadsman vraagt mij of ik het niet gevaarlijk vind om onderzoek te doen op een terrein waar ik denk niet thuis te zijn. Nee, ik vind dat niet. Ik kan verantwoorden wat ik waarneem, want daarvoor heb ik gestudeerd. Ik hou me niet bezig met politieke ontwikkelingen omdat dat geen waarde voor mij heeft. De IND houdt zich bezig met eventuele afwijkingen, waarover wij rechtstreeks door hen worden geïnformeerd.
De raadsman vraagt mij of er vaker verweren worden gevoerd samenhangend met de bestuurlijke chaos in Irak.
Volgens mij is dat niet het geval.
De raadsman vraagt mij naar de documenten van [medeverdachte 1]. Het zou kunnen dat hij zich hierop heeft beroepen. Als ik twijfel of een document vals is dan zal ik dat aangeven.
De raadsman vraagt mij wie er bepaalt of een druktechniek 'normaal' is. Ik neem aan dat de IND dat bepaalt. Zij zijn actief bezig met het inzamelen van gegevens.
De raadsman vraagt mij of er een met de IND vergelijkbare instantie in Irak bestaat. Ik ken geen organisatie die de echtheid van documenten daar onderzoekt. Nederland laat dat aan de IND over. Als vergelijkingsmateriaal worden andere Irakese documenten gebruikt. Zo hadden de documenten in de onderhavige zaak in hoogdruk moeten zijn en dat is dus niet het geval.
De advocaat-generaal vraagt mij of er veel ervaring is met Irakese bewijzen, waaronder die uit Koerdistan.
Ik weet niet of er veel ervaring is geweest met bewijzen uit Koerdistan, ik heb alleen een algemeen beeld.
De advocaat-generaal vraagt mij of er vaker dit soort afwijkingen voorkomt. Ik kan u zeggen dat er vaak met de geboortedatum wordt geknoeid en de perforatie klopt ook vaak niet.
De advocaat-generaal vraagt mij of het mogelijk is dat dit soort documenten desondanks officieel worden uitgegeven. Wij baseren ons oordeel op de informatie die ons door de IND wordt gegeven.
De raadsman vraagt mij of ik Arbil en omgeving ken.
Nee. Ik weet ook niet welke autoriteiten daar zitten, dan wel wat voor wettelijk systeem daar geldt."
Met betrekking tot het verhoor van de deskundige [getuige-deskundige 3] houdt het proces-verbaal het volgende in:
"De getuige-deskundige, genaamd [getuige-deskundige 3], geboren op [geboortedatum] 1961, van beroep deskundige A Documenten onderzoek van het IND, domicilie kiezende te Zwolle, legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, zakelijk weergegeven als volgt:
Ik zit sinds 1999 in Zwolle. Hiervoor heb ik twintig jaar bij de marechaussee gewerkt, onder meer op het asielzoekerscentrum in Zevenaar. Ik heb bij de IND een opleiding afgerond. Irak is mijn afdeling. [Getuige-deskundige 2] is een directe collega van mij. Wij houden ons nagenoeg alleen met Irakese documenten bezig. Wij zien duizenden documenten per jaar. Ik denk wel tientallen per dag.
Ik ben niet bij het gehele onderzoek naar de onderhavige documenten betrokken geweest. Ik heb de resultaten wel bekeken. Ik heb gekeken of er nog aanvullingen noodzakelijk waren. Ik heb de documenten daarvoor ook zelf onder de microscoop bekeken. Mijn functie was dit keer een soort van controleur.
U vraagt mij of wij zicht hebben op de meerdere provincies in Irak. Ja, dat hebben wij. In 1991 heeft er een schifting plaatsgevonden. Sindsdien werden er geen Irakese documenten meer uitgegeven door de Centrale regering. Bepaalde gebieden zijn toen zelf tot het drukken van documenten overgegaan, welke op detail afwijken.
U vraagt mij of het mogelijk is dat er nadien 'oude' documenten door het kopieerapparaat zijn gegaan. Ik ben van mening dat dit niet het geval is.
De documenten uit Koerdistan zijn te herkennen aan de groene ondergrondkleur met zwarte opdruk. De documenten van de Centrale regering komen in negen verschijningsvormen voor. Die uit Noord Irak in vijf verschijningsvormen.
Ik ben op de hoogte van de staatsinrichting in het noorden van Irak. Ik heb dit in kaart gebracht. Er bestaan drie noordelijke provincies. Door de provincies loopt een politieke grens. Er is een Zwitserse delegatie geweest die heeft onderzocht door welke autoriteiten documenten zijn uitgegeven. Zij hebben geen reproducties aangetroffen. Er zit een bepaalde regelmaat in. Ik bestrijd dan ook dat er op dit gebied een grote administratieve chaos was in Irak. Er werden conform bepaalde regels documenten afgegeven.
Vanaf 1964 is alles in kaart gebracht.
Het nationaliteitsbewijs van de verdachte is een soort document dat ik al vele malen heb gezien. Hij komt qua verschijningsvorm uit een D-serie.
Er zijn verschillende afwijkingen te ontdekken. Zo wijkt de druktechniek af, alsook het documentnummer. Dit nummer had uit zes cijfers moeten bestaan en had een extra teken, bijvoorbeeld NO, moeten bevatten. Daarnaast wijkt het geperforeerde nummer op de foto af.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het document vals is. Wij hebben een specimen verkregen dat zes jaar geleden nog niet voorhanden was.
De perforatiegaten op dit document liggen niet onder elkaar, hetgeen wel had gemoeten. Er is hier een andere perforatietechniek gebruikt, één die niet mechanisch was.
Ook de ID-kaart van de verdachte had voor mij een bekende verschijningsvorm. Er kan geen relatie tussen de foto en het document vastgesteld worden. Er staan geen gegevens op. Het document is waarschijnlijk in noord Irak vervaardigd. De kwaliteit van de zwarte opdruk is erg slecht. Gelet op de serie-indicatie kan dit document niet officieel in noord Irak zijn uitgegeven omdat deze in deze vorm daar niet werden uitgegeven. Documenten met deze serie-indicatie werden wel in Centraal Irak vervaardigd.
Het document mist de kenmerken van de hoogdruktechniek. Voorts is de afdruk van de stempel slecht gedetailleerd.
Het kan een combinatie van stempels zijn geweest. Het is in ieder geval geen originele stempel geweest.
De stempel is bij dit soort onderzoek echter vaak maar bijzaak.
De voorzitter stelt de raadsman, de advocaat-generaal en de oudste en jongste raadsheer in de gelegenheid de getuige-deskundige vragen te stellen.
De getuige-deskundige legt hierop een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
De raadsman vraagt mij wie de bevoegde autoriteit is voor de afgifte van documenten als een ID-kaart in en rond Arbil. Volgens mij staat die autoriteit op het document. Ik weet niet wie die autoriteit is. De vertaling geeft geen uitsluitsel. Normaal kan men aan het serie-indicatienummer zien uit welke provincie een document komt.
Er worden twee dingen onderscheiden: de echtheid van het document en de inhoud van het document. Over de inhoud van het document kan alleen de desbetreffende autoriteit in Irak oordelen. Ik hoor de raadsman hiervan akte vragen. Wij kijken voornamelijk naar de technische kant.
De raadsman vraagt mij welke autoriteit in Irak bevoegd is te oordelen over de inhoud van de documenten. Dat zou aan de ambassade moeten worden gevraagd.
Voor zover controleerbaar is de bestuurlijke administratie in Irak op orde. Over politiek ga ik niet. Ik ben ermee bekend dat er plunderingen zijn geweest, waarbij bepaalde serie-indicatienummers zijn weggenomen. Van deze partijen zijn ook documenten reeds teruggevonden. Ik heb geen zicht op de bestuurlijke situatie in Irak, maar dat is naar mijn mening ook niet relevant voor documenten onderzoek.
Van een ID-kaart is geen specimen voorhanden. Met een specimen bedoel ik een origineel door de autoriteit verstrekt document afgegeven ter controle. Vandaar de niet meest verregaande conclusie. Er is geen specimen uit noord Irak voorhanden omdat deze niet werden erkend door de centrale regering in Irak."
Voorts lijkt mij nog van belang hetgeen verdachte zelf ter terechtzitting heeft verklaard. Ik citeer:
"Ik heb op een gegeven moment een aanvraag tot gezinshereniging gedaan. Ik heb toen originele papieren aan de IND overgelegd. Zij zeiden mij echter dat deze papieren vals waren. Toen ik daarna valse papieren inleverde zeiden ze niets. Ik ben dus gedwongen valse papieren te gebruiken.
U vraagt mij hoe ik weet of mijn documenten origineel waren. Ik weet dit omdat ik ze van een officiële instantie heb gekregen. Ik heb het allemaal zelf in Irak geregeld.
U houdt mij voor dat ik ter terechtzitting in eerste aanleg anders heb verklaard. Ik heb daar naar waarheid verklaard. Toen ik in Nederland kwam, had ik mijn documenten niet zelf bij me. Ik heb ze pas later toegestuurd gekregen. Maar ik had zelf alles al geregeld in Irak.
U vraagt mij bij welke instantie ik geweest ben. Ik kan u zeggen dat het een speciale instantie voor documenten bij de gemeente was. Ik was toen nog klein, ik kan me het niet goed herinneren. Mijn vader was er in ieder geval bij. Ik denk dat ik ongeveer 25 jaar was.
U houdt mij voor dat ik u geen duidelijk antwoord geef.
Ik kan u zeggen dat je na je 18e jaar een Irakees nationaliteitsbewijs moet hebben. Als je geboren wordt, moet je worden geregistreerd. Er zijn echter veel problemen geweest.
U vraagt mij nogmaals wie de documenten in handen heeft gekregen toen deze werden afgegeven. Ik geloof mijn vader, maar ik was er wel bij want je moet in persoon verschijnen.
U vraagt mij waarom mijn vader mee moest terwijl ik al 25 jaar oud was. Ik had u net verkeerd begrepen. Als je 18 wordt moet je een nationaliteitsbewijs ophalen.
U vraagt mij waarom de ID-kaart niet ingevuld was. Ik had die kaart van mijn broer gekregen. Ik heb dat al vaker verklaard. Bij de afgifte van deze kaart ben ik niet zelf aanwezig geweest. Ik heb mijn broer gevraagd beide documenten naar mij in Nederland op te sturen. Dat er alleen een foto op mijn ID-kaart staat is heel normaal bij ons. Het belangrijkste is de stempel. De gegevens kunnen later worden ingevuld. (etc.)"
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij in maart 1997 naar Nederland is gekomen.
4.6. Mijns inziens bieden de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en de inhoud van het verhandelde ter terechtzitting, zoals weergegeven in het proces-en verbaal daarvan, voldoende houvast om de beslissing van het hof om de verklaringen van de deskundigen voor het bewijs te gebruiken begrijpelijk te maken.
Ik stel daarbij voorop dat de verdediging mijns inziens een onevenredig zware nadruk legt op de noodzaak voor degenen die de echtheid van papieren controleren om te weten wie deze papieren hebben uitgegeven. Als dergelijke bewijzen van identiteit moeten voldoen aan bepaalde technische eisen zal aan de hand van de controle of daaraan voldaan is kunnen worden bepaald of er sprake is van een falsificaat. Als een Nederlands paspoort een donkerrode kaft moet hebben en er wordt een Nederlands paspoort aangeboden met een roze kaft, hoeft de controlerende ambtenaar in het buitenland niet te weten welke instantie in Nederland bevoegd is tot het uitgeven van paspoorten om tot de conclusie te kunnen komen dat dit exemplaar vals is. Hetzelfde geldt andersom voor de Nederlandse ambtenaar.
Verdachte heeft verklaard sinds 1997 in Nederland te verkeren. Voorts heeft hij verklaard dat de IND originele papieren, die hij had aangeboden in het kader van een aanvraag tot gezinshereniging, als vals heeft aangemerkt en dat hij zich daarna gedwongen voelde van valse papieren gebruik te maken. Ik neem aan dat de verdachte deze eerst aangeboden identiteitspapieren niet heeft teruggekregen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de in de onderhavige zaak in beslag genomen identiteitsbewijzen al heel lang geleden heeft gekregen. In de door verdachte geschilderde toedracht zou hij dus beschikt hebben over twee sets echte identiteitsbewijzen; de papieren die hij heeft aangeboden in het kader van zijn aanvraag voor gezinshereniging en de papieren die in de onderhavige zaak zijn gevonden.
De deskundige [getuige-deskundige 1] heeft gewezen op de datum van 18 april 1986 op het nationaliteitsbewijs en uitgelegd dat op die datum een ander model voor het nationaliteitsbewijs was voorgeschreven. De deskundige [getuige-deskundige 3] heeft verklaard dat vanaf 1964 alles in kaart is gebracht en dat het nationaliteitsbewijs dat bij verdachte is aangetroffen een soort document is dat hij al vele malen heeft gezien. Ook deze deskundige heeft gewezen op de afwijkingen qua druktechniek en benummering. Uit bewijsmiddel 15 blijkt onder meer dat het identiteitsbewijs geen afgiftedatum of afgifteplaats vermeldt. Voorts hebben beide deskundigen uitgebreid verklaard over hun ervaringen met de controle van de identiteitsbewijzen uit Irak en over de afwijkingen die de bij verdachte aangetroffen bewijzen hadden van de modellen die hun bekend zijn. Hetgeen verdachte heeft verklaard over de verkrijging van de identiteitsbewijzen strookt niet met hetgeen de advocaat ter terechtzitting heeft betoogd. De advocaat heeft er namelijk op gewezen dat in de woelige periode in de negentiger jaren onduidelijkheid bestond met betrekking tot het gezag dat verantwoordelijk was voor de uitgifte van identiteitsbewijzen in Irak. Maar het nationaliteitsbewijs bijvoorbeeld noemt als datum 12 maart 1989 en/of 18 april 1986. In die tijd zou er van de door de advocaat aangewezen chaos op het gebied van het verstrekken van papieren in Irak nog geen sprake zijn geweest.
Op grond van het bovenstaande ben ik van oordeel dat het ontbreken in het arrest van de redenen die tot afwijkingen van het onderbouwde standpunt van de verdediging hebben geleid niet tot vernietiging aanleiding behoeft te geven.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
5.1. Het derde middel klaagt dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de bij hem aangetroffen reisdocumenten vals waren.
Niet is gebleken dat ter terechtzitting een bewijsverweer dienaangaande is gevoerd.
5.2. Het hof heeft kennelijk uit de inhoud van gebezigde bewijsmiddelen en meer bepaald uit de inhoud van de verklaringen die de deskundigen over de gebreken in de reisdocumenten hebben afgelegd geconcludeerd dat ook verdachte moet hebben kunnen weten dat deze documenten vals waren. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij wist dat de identiteitskaart niet volledig was. Daaruit heeft het hof kunnen concluderen dat verdachte ervan op de hoogte was dat er aan die identiteitskaart in ieder geval een gebrek kleefde.
Het hof heeft mijns inziens het bewijs van de culpa ten aanzien van valsheid uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden. In cassatie is geen plaats voor een verdergaande toetsing.
Het middel faalt.
6.1. Het vierde middel komt op tegen de bewezenverklaring van feit 1 voor zover inhoudende dat er van winstbejag sprake zou zijn geweest. De verdediging heeft aan het hof een onderbouwd standpunt voorgelegd, waarvan het hof is afgeweken zonder daarvoor de redenen op te geven. Dat standpunt komt erop neer dat verdachte slechts een vriendendienst heeft bewezen en zelf niet uit winstbejag heeft gehandeld. Dit standpunt heeft het hof verworpen zonder de redenen voor afwijking in het arrest op te nemen. De vraag rijst of dit verzuim tot vernietiging behoort te leiden.
6.2. Bewezenverklaard is dat verdachte [medeverdachte 1] en zijn mededaders, die handelden uit winstbejag, behulpzaam is geweest en niet dat hij zelf [betrokkene 1] behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland. Voor medeplichtigheid is niet vereist dat de medeplichtige zelf aan alle vereisten van de delictsomschrijving voldoet. Het gaat er slechts om of men het misdrijf van een ander heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd.
Het winstbejag dat is vereist in het eerste lid van artikel 197a (oud) Sr is een persoonlijke strafbepalende omstandigheid voor dat misdrijf. Het is geen persoonlijke omstandigheid die onder de werking van artikel 50 Sr valt. Bewezen is dat [medeverdachte 1] en zijn kompanen een organisatie vormden die mensen smokkelde uit winstbejag. Omdat de verdachte wist dat voor het verblijven in Nederland van genoemde [betrokkene 1] betaald moest worden was zijn opzet er op gericht dat de anderen uit winstbejag handelden. Het middel gaat dus uit van een verkeerde uitleg van de tenlastelegging en bewezenverklaring.
Als verdachte enkel ervan zou zijn beschuldigd dat hij de vreemdeling opzettelijk behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland had moeten worden bewezenverklaard dat hij dat uit winstbejag had gedaan. Maar dat verwijt is verdachte niet gemaakt. Ik moet overigens wel toegeven dat het voor de leek een juridische haarkloverij zal lijken om een onderscheid te maken tussen degene die zelf en op eigen houtje een vreemdeling helpt bij het verblijf in Nederland en degene die anderen, die uit winstbejag opereren, helpt om een vreemdeling in Nederland te laten verblijven. Maar men dient in het oog te houden dat de laatste persoon een bijdrage levert aan de activiteiten van op winstbejag gerichte smokkelorganisaties. Daarom is het gerechtvaardigd zo een onderscheid te maken.
Ten onrechte heeft het hof verzuimd te reageren op het uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat door het hof niet is aanvaard, maar dat behoeft niet tot vernietiging te leiden omdat het onderbouwde standpunt uitgaat van een onjuiste lezing van de tenlastelegging en bewezenverklaring.
Het vierde middel is tevergeefs voorgesteld.
7. Het eerste middel is gegrond en dient te leiden tot strafvermindering. De overige middelen, waarvan het derde naar mijn mening met de aan art. 81 RO ontleende motivering kan worden verworpen, zijn vruchteloos voorgesteld. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
8. Deze conclusie strekt ertoe dat de opgelegde straf zal worden verminderd en het beroep voor het overige zal worden verworpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 HR 11 april 2006, NJ 2006, 393 m.nt. Buruma.