ECLI:NL:PHR:2007:AZ8803

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01642/06
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • M.J. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering en bewezenverklaring van MDMA en andere verdovende middelen in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2007 uitspraak gedaan over de bewezenverklaring van de verdachte, die beschuldigd werd van de handel in en het bezit van verdovende middelen, waaronder MDMA (XTC), cocaïne, en GHB. De verdachte was in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 19 maart 2003 actief in de drugshandel in Nijmegen, Druten en Cuijk. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte al jarenlang verdovende middelen gebruikte en dat hij XTC-pillen inkocht in partijen van 500 stuks. De verdachte liet monsters testen voordat hij een partij kocht, wat zijn kennis over de werkzame stof MDMA bevestigde. Het hof oordeelde dat de kans dat de verdachte pillen verkocht die geen MDMA bevatten, verwaarloosbaar klein was, gezien zijn ervaring en de wijze waarop hij zijn handel organiseerde.

De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbalen van de politie en verklaringen van medeverdachten. De verdachte had verklaard dat hij altijd een monster vroeg van de pillen die hij wilde kopen, en deze liet testen in een opvanghuis voor drugsverslaafden. Dit proces werd door het hof als voldoende bewijs beschouwd, ondanks het ontbreken van een narcotest in het dossier die specifiek MDMA aantoonde. De Hoge Raad bevestigde dat de kennis van de verdachte over de werkzame stof en de afwezigheid van klachten van zijn klanten over de kwaliteit van de pillen, de bewezenverklaring voldoende onderbouwden.

De Hoge Raad oordeelde verder dat de redelijke termijn voor berechting was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde straf. De zaak werd in zijn geheel behandeld, waarbij de Hoge Raad de bewezenverklaring van amfetamine schrapte, omdat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om deze stof te bevestigen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

Conclusie

Nr. 01642/06
Mr. Vellinga
Zitting: 13 februari 2007
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem bij arrest van 19 juli 2005 wegens - kort gezegd - handel in en bezit van drugs (XTC, speed, cocaïne en GHB) en het voorhanden hebben van een revolver met munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met onttrekking aan het verkeer als in het arrest beschreven.
2. Deze zaak hangt samen de ontnemingszaak tegen de verdachte onder nummer 01641/06 P. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verdachte heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, vijf middelen van cassatie voorgesteld.
4. In het eerste middel wordt naar voren gebracht dat in de cassatiefase de redelijke termijn voor berechting als bedoeld in art. 6 EVRM en 14 IVBPR is overschreden omdat vanaf het moment waarop beroep in cassatie werd ingesteld teveel tijd is verstreken tot het moment waarop de stukken ter griffie van de Hoge Raad zijn ontvangen.
5. De verdachte heeft op 21 juli 2005 beroep in cassatie ingesteld. Blijkens een op de inventaris van de stukken geplaatst stempel zijn deze op 20 juni 2006 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn is overschreden en de straf dus moet worden verminderd.
6. Het middel slaagt.
7. De middelen 2 tot en met 5 klagen over de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2. Voor een goed overzicht geef ik hieronder eerst de bewezenverklaring van deze feiten en de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen weer.
8. Ten laste van de verdachte is - voorzover hier van belang - bewezenverklaard dat:
"1.
hij in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 19 maart 2003 te Nijmegen en/of te Druten en/of te Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde MDMA (XTC) en cocaïne en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 december 2002 tot en met 19 maart 2003 te Nijmegen en/of Druten en/of te Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende gamma hydroxy butyraat/4-hydroxy boterzuur (GHB), zijn gamma hydroxy butyraat/4-hydroxy boterzuur (GHB) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;"
9. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLO82R/03-002438 (blz 6 e.v.) - gesloten op 14 april 2003, door [verbalisant 6] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, houdende -zakelijk weergegeven- het relaas van verbalisanten:
Op 7 februari 2003 werd aangehouden [medeverdachte 2]. Tijdens zijn verhoor verklaarde hij kort samengevat dat hij GHB koopt van [verdachte]. Uit het BPS van de politieregio Gelderland-Zuid bleek dat [verdachte] op 25 oktober 2002 was aangehouden ter zake van overtreding van de Opiumwet (voorhanden hebben van harddrugs).
Met een bevel tot het opnemen van telecommunicatie werden de gesprekken van de telefoonnummers [001] en [002] opgenomen. Uit de opgenomen gesprekken bleek dat [verdachte] kennelijk handelde in verdovende middelen.
Tevens bleek uit deze gesprekken dat [verdachte] kennelijk door zijn voorraad GHB raakte en dat zijn leverancier op vakantie was. Uit de gesprekken bleek eveneens dat hij een afspraak had met zijn leverancier om op l9 maart 2003 een nieuwe voorraad te gaan halen in [plaats B].
Ook bleek uit de gesprekken dat [verdachte] contacten onderhield met [medeverdachte 1]. In de opgenomen gesprekken werd kennelijk gesproken over verdovende middelen.
Op 19 maart 2003 werd [verdachte] aangehouden nadat hij in [plaats B] was geweest en daar vier liter GHB in ontvangst had genomen.
Na de aanhouding werd er onder leiding van de rechter-commissaris doorzoeking gedaan in de woningen waar [verdachte] verbleef, te weten [b-straat 1] te [plaats C] en [a-straat 1] te [plaats A]. Tijdens de doorzoeking werden een aantal XTC-pillen aangetroffen en een revolver van het merk Reck.
Op 19 maart 2003 verscheen [medeverdachte 1] bij de woning aan de [a-straat 1] te [plaats A] met een pakketje. Bij controle bleek in het pakketje een drietal zakjes te zitten, inhoudende: 22,7 gram cocaïne, 33 gram lidocaïne en 32,6 gram manitol.
De zakjes met lidocaïne en manitol zijn bestemd om te "versnijden". Indien de middelen zijn versneden levert dit 88,3 gram cocaïne, bestemd voor de verkoop, op.
2. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLD82R/03-002438 (blz 21 e.v.) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PLOO4C/03-022521, door [verbalisant 4], hoofdagent van politie, en [verbalisant 3], agent van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van verdachte ([verdachte]):
Ik sta ingeschreven op het adres [c-straat 1] te [plaats D].
De meeste tijd verblijf ik bij mijn vriendin [medeverdachte 3]. Zij woont aan de [a-straat 1] te [plaats A]. Ook verblijf ik zo af en toe in [plaats C], [b-straat 1]. Ik slaap in [plaats C] één keer in de week. De rest van de week verblijf ik bij [medeverdachte 3].
(...)
3. een kennisgeving van inbeslagneming - als bijlage gevoegd bij dossiernurnrner: PL082R/03-002438 - ondertekend op 19 maart 2003, mutatienummer: PL082R/03-022521, door [verbalisant 9], hoofdagent van politie, houdende -zakelijk weergegeven-:
Op 19 maart 2003, omstreeks 22.00 uur, werd te [plaats A], onder [verdachte] inbeslaggenomen: acht maal een halve liter GHB, welke werd aangetroffen in de kofferbak van de personenauto van [verdachte] voornoemd.
4. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt en gesloten proces-verbaal - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082R/03-002438 (blz 71) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PLO82R/03-022521, door [verbalisant 6], brigadier van politie, houdende -zakelijk weergegeven- het relaas van verbalisant:
Op 20 maart 2003 testte ik de bij [verdachte] inbeslaggenomen en op softdrugs gelijkende stof.
Het betrof een hoeveelheid van 8 x een halve liter, waarvan twee monsters werden getest met de Narcotest GHB, waarbij een sterk positieve reactie werd geconstateerd. Uit deze reactie kan worden afgeleid dat de onderzochte substantie GHB (GammaHydroxyButyraat) is/bevatte, als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
5. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt en gesloten proces-verbaal - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLO82R/03-002438 (blz 67) - gesloten op 19 maart 2003, mutatienummer: PLO82R/03-022521, door [verbalisant 6], brigadier van politie, houdende -zakelijk weergegeven- het relaas van verbalisant:
Op 19 maart 2003 testte ik de bij [medeverdachte 1] inbeslaggenomen en op harddrugs gelijkende stof.
Het betrof een hoeveelheid van 22,7 gram, waarvan één monster werd getest met de Narcotest nummer 4, waarbij een sterk positieve reactie werd geconstateerd. Uit deze reactie kan worden afgeleid dat de onderzochte substantie cocaïne is/bevatte, als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
Vervolgens testte ik een hoeveelheid van 32,6 gram, waarvan één monster werd getest met de Narcotest nummer 6, waarbij een sterk positieve reactie werd geconstateerd. Uit deze reactie kan worden afgeleid dat de onderzochte substantie amfetamine is/bevatte, als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
6. een kennisgeving van inbeslagneming - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLO82R/03-002438 - ondertekend op 24 maart 2003, mutatienummer: PLO8I F/03-022521, door [verbalisant 13], brigadier van politie, houdende -zakelijk weergegeven-:
Op 19 maart 2003, omstreeks 23.00 uur, werden te [plaats A], [a-straat 1], onder meer inbeslaggenomen:
- 48 ampullen, inhoudende vermoedelijk GHB;
- 148 pillen met opschrift euro en drie sterren;
- 2 pillen met een zogenaamde "smiley";
- een zakje met 1 groen/wit gekleurde pil;
- een zakje met 29 pillen met opschrift euro en drie sterren, en
- een zakje met een bruine pil.
7. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt en gesloten proces-verbaal - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082S/03-002438 (blz 68) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PLO82S/03-022521, door [verbalisant 11], hoofdagent van politie, houdende -zakelijk weergegeven- het relaas van verbalisant:
Op 20 maart heb ik [medeverdachte 3] verhoord. Zij verklaarde dat zij éénmaal cocaïne had geleverd aan ene [betrokkene 1] en dat deze cocaïne in de zoom van een gordijn in haar woning was opgeborgen. [Medeverdachte 3] gaf toestemming om haar woning, [a-straat 1] te [plaats A], in te gaan en de zoom van de gordijnen te controleren.
In de woonkamer trof ik in de zoom van het rechtergordijn een zakje met pillen aan. Bij telling bleken dit 91 pillen te zijn. In de zoom van het linkergordijn trof ik ook een zakje met pillen aan. Bij telling bleken dat 28 pillen te zijn. De zakjes met pillen heb ik inbeslaggenomen.
8. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt en gesloten proces-verbaal - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082R/03-002438 (blz 69) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PLO82R/03-022521, door [verbalisant 6], brigadier van politie, houdende -zakelijk weergegeven- het relaas van verbalisant:
Op 20 maart 2003 testte ik de bij de doorzoeking van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats A] inbeslaggenomen en op harddrugs gelijkende stof.
Het betrof een hoeveelheid van 300 pillen, waarvan vier monsters werden getest met de Narcotest nummer 6, waarbij een sterk positieve reactie werd geconstateerd. Uit deze reactie kan worden afgeleid dat de onderzochte substantie amfetamine is/bevatte, als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1. Tevens testte ik een hoeveelheid van 48 (ampullen) à 10 ml, waarvan twee monsters werden getest met de Narcotest GHB, waarbij een sterk positieve reactie werd geconstateerd. Uit deze reactie kan worden afgeleid dat de onderzochte substantie GHB (GammaHydroxyButyraat) is/bevatte, als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
9. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt en gesloten proces-verbaal - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082R/03-002438 (blz 70) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PLO82S/03-022521, door [verbalisant 14], brigadier van politie, en [verbalisant 5], hoofdagent van politie, houdende -zakelijk weergegeven- het relaas van verbalisanten:
Op 19 maart 2003 werd door de rechter-commissaris te Arnhem de woning gelegen aan het [b-straat 1] te [plaats C] doorzocht.
Bij deze doorzoeking werd in de woning aangetroffen en inbeslaggenomen: In de lade van het bergmeubel in de kamer: twee kleine plastic zakjes; het ene zakje inhoudende twee pilletjes, één kleur rose en één kleur wit; het andere zakje inhoudende een half geel pilletje, twee witte pilletjes, enkele stukjes van witte pilletjes en een kleine hoeveelheid verpulverde pilletjes.
Tevens werd onder een bank een geel pilletje aangetroffen.
10. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLO82R/03-002438 (blz 62 e.v.) - gesloten op 8 februari 2003, mutatienummer: PLO8IR/03-019320, door [verbalisant 7] en [verbalisant 8], beiden brigadier van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik ben verslaafd aan verdovende middelen. Ik gebruik GHB, speed en XTC-pillen.
Ik kocht ongeveer twee weken geleden een halve liter GHB van [verdachte].
Ik ken [verdachte] van vroeger van school en later van het stappen. Tijdens het stappen spraken we samen over drugs en het gebruik daarvan en [verdachte] bood mij een grote hoeveelheid aan.
11. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLO82R/03-002438 (blz 72 e.v.) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PLO84C/03-022521, door [verbalisant 4], hoofdagent van politie, en [verbalisant 3], agent van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van verdachte ([verdachte]):
Ik gebruik en handel in XTC, GHB, speed en cocaïne. Eigenlijk alles wat zo'n beetje in het party circuit gesnoven en gebruikt wordt.
Ik gebruik al een jaar of zes à zeven XTC-pilletjes en af en toe een snuifje cocaïne. Speed gebruikte ik voor de eerste keer zo'n jaar of vier terug. Speed bestaat ook in pilvorm. Ik gebruik speed met name in het voorjaar door er een zogenaamd "bommetje" van te maken. Een bommetje is een beetje speed in poedervorm gerold in een stukje vloeipapier wat je doorslikt.
De laatste drie à vier jaar als ik XTC-pilletjes wilde kopen bij iemand dan vroeg ik altijd, aan diegene waarvan ik wilde kopen, een paar pilletjes als monster. Ik ga dan met die pillen naar het opvanghuis van de drugsverslaafden en ik bied deze pillen aan bij hen en laat deze dan testen. Dit is gratis. Je levert de pillen in, zij sturen de pillen naar een laboratorium om te testen en een week later krijg je te horen wat er allemaal voor stoffen in dat pilletje zitten. De werkzame stof bij XTC is MDMA. Hoe meer milligrammen er in zitten hoe zwaarder en sterker de pil is. Ik heb er wel verstand van waar ik op moet letten.
Ik heb bij dit opvangcentrum ook eens een keer cocaïne laten testen. Als ik nu cocaïne koop dan neem ik altijd eerst een puntje. Dit is een beetje cocaïne op bijvoorbeeld een sleutel en dat snuif je op. Ik voel dan of deze goed of niet goed is. Ik heb voldoende ervaring opgedaan om dit te kunnen beoordelen.
Een maand of drie à vier geleden heb ik [medeverdachte 4] gebeld om te vragen of hij GHB voor mij had. Hij vertelde mij dat hij daar aan kon komen. Ik ben in totaal een keer of vijf à zes bij hem geweest om GHB te kopen. De eerste keer nam ik dan één of twee liter mee. [Medeverdachte 4] heeft mij verteld waar ik op moet letten, hoe het werkt en wat er gebeurt als je GHB gebruikt.
Ik heb [medeverdachte 4] op 17 of 18 maart jongstleden gebeld en ik heb met hem een afspraak gemaakt dat ik op 19 maart bij hem thuis in [plaats B] zou komen om GHB van hem te kopen. Ik had gevraagd om vijf liter GHB. [medeverdachte 4] kon slechts vier liter voor mij regelen. Ik kocht op 19 maart dus vier liter GHB van hem. De GHB stond klaar in flesjes van een halve liter. Ik kreeg van hem acht flesjes verpakt in een plastic zak. Ik kocht de GHB voor een prijs van € 80,-- per flesje/halve liter. Ik verkoop de GHB voor € 90,-- per halve liter.
Ik verkoop aan [betrokkene 2] uit [plaats A]; [betrokkene 3] uit [plaats E], [betrokkene 4] uit [plaats F], [betrokkene 5] uit [plaats G], [betrokkene 6] uit de planetenbuurt in [plaats A], [betrokkene 7] die iets heeft met [betrokkene 2], [medeverdachte 2], [betrokkene 8] die thans in [plaats H] woont en uit [plaats E] komt, [betrokkene 9] die woont in de buurt van de [d-straat] in [plaats A], [betrokkene 10] die ergens in de buurt van de [e-straat] woont, [betrokkene 11, 12 en 13] uit [plaats I] en nog meer kennissen van die kennissen weer. Van deze mensen koopt de een wel eens XTC, de ander een litertje GHB.
12. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLO82R/03-002438 (blz 78 e.v.) - gesloten op 21 maart 2003, mutatienummer: PLO84C/03-022521, door [verbalisant 3], agent van politie, en [verbalisant 4], hoofdagent van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van verdachte ([verdachte]):
Met een "snelle CD" bedoelen we speed. Als iemand aan mij vraagt: "Doe mij zes snelle CD's", dan wordt daarmee bedoeld zes gram speed. De speed verkoop ik in poedervorm per gram. Ik heb altijd wel zo'n vijf tot tien gram speed in huis. Ik koop de speed in [plaats A].
Ik had wel eens cocaïne in huis. Ik verkocht aan mensen die erom vroegen cocaïne. Dit waren allemaal mensen uit de vriendenkring die GHB en XTC bij mij kochten. Ik had verschillende hoeveelheden cocaïne in huis. De ene keer twee gram en de andere keer twintig gram. Ik koop dit in via een tussenpersoon.
Ik koop XTC pillen per 500 stuks gelijk in. Ik verkoop deze XTC pillen dan weer binnen mijn vriendenkring.
13. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082R/03-002438 (blz 81 e.v.) - gesloten op 24 maart 2003, mutatienummer: PLO84C/03-022521, door [verbalisant 4], hoofdagent van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van verdachte ([verdachte]):
[Medeverdachte 1] is een goede vriend van mij. [Medeverdachte 1] heeft een adres waar je cocaïne kunt kopen. Ik maakte de afspraak met [medeverdachte 1] dat hij cocaïne inkoopt voor ons beiden en dat wij dan ieder de helft nemen en dan vervolgens die helft, ieder voor zich, verhandelen. [Medeverdachte 1] haalde telkens twintig gram cocaïne. Voor die twintig gram betaalde hij € 600,--. Ik kreeg de helft en vervolgens verkocht ik het meestal per gram.
14. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082R/03-002438 (blz 96 e.v.) - gesloten op 19 maart 2003, mutatienummer: PL082R/03-022521, door [verbalisant 11] en [verbalisant 9], beiden hoofdagent van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [medeverdachte 3]:
Ik ken [verdachte] zeseneenhalve maand. [Verdachte] had pillen in huis.
15. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLO82R/03-002438 (blz 98 e.v.) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PLO82R/03-022521, door [verbalisant 11], hoofdagent van politie, en [verbalisant 12], brigadier van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [medeverdachte 3]:
[Verdachte] heeft mij verteld dat hij in pillen handelde. Hij noemde die "eurootjes". De pillen verkocht [verdachte] aan vrienden van ons maar ook aan mensen die ik niet ken. Dat was als we uitgingen. De pillen verkocht hij onder andere aan [betrokkene 14], [betrokkene 4], [betrokkene 3], [betrokkene 5] uit [plaats G], [betrokkene 15] uit [plaats J] en [betrokkene 1] uit [plaats K]. [Betrokkene 1] heeft wel eens coke opgehaald bij mij toen [verdachte] niet thuis was. De coke lag in de zoom van het gordijn. [verdachte] belde mij toen op en zei dat [betrokkene 1] de coke kwam halen. [Betrokkene 1] belde mij ook wel eens op en zei dan dat hij coke kwam halen. Ik belde dan [verdachte] en die zei dat het goed was.
[Verdachte] heeft mij ook verteld dat hij de coke bij [medeverdachte 1] in [plaats L] haalde. Ik ben een keer naar [plaats L] geweest om coke te halen; [verdachte] had toen niets meer en vroeg mij om wat te halen. Hij vroeg mij om 10 envelopjes te halen.
Ik ben een keer met [verdachte] naar [plaats B] geweest om GHB te halen. [Verdachte] heeft toen een wijnfles GHB meegenomen. Ik spaarde kleine flesjes voor [verdachte] en die vulde hij dan met GHB. Ik weet dat hij die GHB onder andere aan [betrokkene 15] uit [plaats J] heeft verkocht. [Betrokkene 15] is een keer bij mij aan de deur geweest om GHB te halen. [Verdachte] had mij tevoren gebeld en het spul stond bij mij in de koelkast.
16. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLO82R/03-002438 (blz 125 e.v.) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PL082R/03-022521, door [verbalisant 5], hoofdagent van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [medeverdachte 1]:
Ik woon in [plaats L]. Ik ken [verdachte] en [medeverdachte 3] ongeveer anderhalf jaar.
Over het versnijden heb ik een tijdje geleden met [verdachte] gesproken. Ik vroeg dit aan [verdachte] omdat hij wel wat verstand van drugs heeft. Hij wist niet hoe dat moest. Ik ben op internet gaan kijken waarmee cocaïne versneden kon worden. Ik las op een site dat cocaïne versneden kan worden met lidocaïne en manitol. Ik las ook dat lidocaïne nagenoeg dezelfde werking heeft als cocaïne.
17. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082R/03-002438 (blz 128 e.v.) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PL082RI3-022521, door [verbalisant 5], hoofdagent van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [medeverdachte 1]:
Sinds augustus vorig jaar (2002) handel ik samen met [verdachte] in cocaïne. Ik kocht de cocaïne en vervolgens werd het grootste gedeelte door [verdachte] verkocht en het kleinste deel verkocht ik.
Ik heb twee keer een partijtje van tien gram en een keer een partijtje van twintig gram cocaïne gekocht. [verdachte] en ik versneden de cocaïne samen. Ik kocht de lidocaïne en manitol. De verhouding van het versnijden was 0,2 gram cocaïne, 0,4 gram lidocaïne en 0,4 gram manitol. Het mengsel werd verkocht voor € 30,-- à € 35,-- per gram.
Gisteren, 19 maart 2003, ging ik naar [verdachte] met cocaïne, lidocaïne en manitol om weer een partijtje te mengen. Ik werd bij de voordeur aangehouden.
18. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PL082R/03-002438 (blz 130 e.v.) - gesloten op 21 maart 2003, mutatienummer: PL082R/03-022521, door [verbalisant 5], hoofdagent van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [medeverdachte 1]:
Met CD's bedoelden [verdachte] en ik een hoeveelheid versneden cocaïne van één gram. Met een CD-hoesje bedoelden wij de verpakking.
Met sportdrank bedoelden wij GHB.
19. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij dossiernummer: PLO82R/03-002438 (blz 88 e.v.) - gesloten op 20 maart 2003, mutatienummer: PL082R/03-022521, door [verbalisant 9] en [verbalisant 10], beiden hoofdagent van politie, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [medeverdachte 4]:
Ik ken [verdachte] uit [plaats A] ongeveer anderhalf tot twee jaar. Ik heb hem destijds leren kennen via het uitgaan.
Ongeveer drie maanden geleden vroeg [verdachte] mij om GHB. Wij spraken af dat ik GHB voor hem zou regelen. De eerste keer heb ik een hoeveelheid GHB in een soort limonadefles aan [verdachte] geleverd. De tweede keer heb ik ongeveer twee liter GHB aan [verdachte] geleverd en de derde keer vier liter GHB. De vier liter GHB heb ik in acht halve liter flessen 'energy" drank gedaan. De flessen zaten in een plastic tas. Nadat [verdachte] mij had betaald is hij weer gegaan.
De GHB die ik aan [verdachte] verkocht was gereed voor gebruik."
10. Voorts heeft het Hof overwogen - voor zover voor de bespreking van de middelen van belang - :
"De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van de handel in XTC, nu er geen narcotest in het dossier aanwezig is waaruit blijkt dat de stof MDMA is aangetroffen.
Het hof verwerpt dit verweer op grond van het navolgende:
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat indien hij XTC- pillen wilde kopen van een leverancier, hij eerst een paar pilletjes als monster vroeg. Met deze pilletjes ging hij dan naar een opvanghuis van drugsverslaafden in [plaats A]. In het opvanghuis leverde hij de pilletjes in om deze te laten testen. Als hij de pilletjes inleverde kreeg hij een bonnetje met daarop het nummer waaronder hij het pilletje inleverde. Het opvanghuis stuurde de pilletjes dan op naar een laboratorium waar die getest werden. Een week later kon verdachte dan bellen naar het opvanghuis en dan hoorde hij precies wat voor stoffen er allemaal in het pilletje zaten. Voorts blijkt uit zijn verklaring dat verdachte wist dat de werkzame stof van XTC MDMA is en heeft hij verklaard dat hij er wel verstand van heeft en weet waar hij op moet letten.
Daarnaast is niet gebleken dat uit de klantenkring van verdachte klachten zijn gekomen met betrekking tot de kwaliteit van de XTC- pillen."
11. Het tweede middel klaagt dat het Hof zijn oordeel dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte betrekking had op materialen die MDMA en amfetamine bevatten, onvoldoende heeft gemotiveerd.
12. Voor wat betreft MDMA wordt tegen dat oordeel aangevoerd dat uit de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de verdachte niet volgt dat het gaat om de pillen in deze zaak en dat de verdachte deze pillen in een laboratorium heeft laten testen, dat de bewijsmiddelen niets inhouden omtrent de door verdachte zelf ondervonden werking van de pillen, dat de overweging van het Hof over de afwezigheid van klachten uit verdachtes klantenkring niets zegt, nu in het geheel geen verklaringen van de klanten over het gebruik van de pillen van de verdachte tot het bewijs zijn gebezigd, en dat het Hof de verklaring van de verdachte dat hij de pillen liet testen heeft gedenatureerd, nu zijn verklaring niet inhoudt dat hij de pillen van een "leverancier" betrok, maar van "iemand". Daarnaast wordt nog aangevoerd dat de verklaring van de verdachte dat hij XTC-pillen via een opvanghuis bij een laboratorium liet testen, niet met overtuigende zekerheid uitsluit dat de XTC-pillen in de onderhavige strafzaak geen MDMA bevatten.
13. Vooropgesteld moet worden dat het een feit van algemene bekendheid is dat de in het spraakgebruik als XTC aangeduide drug zijn effect, behalve aan MDMA, MDA of MDEA, ook aan andere, al dan niet op de bij de Opiumwet behorende Lijst I vermelde stoffen, kan ontlenen.(1) Dat betekent dat in het ideale geval het bewijs dat één van de hierboven genoemde stoffen in de XTC-pillen aanwezig was, wordt geleverd door de uitslag van een laboratoriumonderzoek van (een deel van) de XTC-pillen. Niet altijd zijn de pillen die eerder zijn verhandeld nog beschikbaar voor nadere laboratoriumonderzoeken. In dat geval kan, als voldoende vaststaat dat het om pillen uit dezelfde partij gaat, bijvoorbeeld omdat de pillen hetzelfde logo hebben, het bewijs van de aanwezigheid van één van de genoemde stoffen volgen uit een laboratoriumtest van nog voorhanden pillen en de ervaring van gebruikers van die pillen.(2) Ook kan het bewijs worden gestoeld op andere feiten en omstandigheden. Zo achtte de Hoge Raad het oordeel van het Hof de XTC-tabletten één of meer stoffen van lijst I van de Opiumwet bevatten voldoende gemotiveerd, gelet op a. het feit dat de XTC-tabletten een restpartij betroffen van een hoeveelheid XTC-tabletten voor de handel waarin de verdachte eerder was veroordeeld, b. de wijze van vervoer en uitvoer door de verdachten van een (handels)hoeveelheid XTC-tabletten en c. hetgeen de verdachte had verklaard over (i) de uitwerking die het innemen van de desbetreffende tabletten op hem had, met welke uitwerking hij door eerder XTC-gebruik bekend was, en (ii) de prijs van de XTC-tabletten in verhouding tot de kwaliteit daarvan.(3)
14. De Hoge Raad heeft het bewijs van de aanwezigheid van één van bovengenoemde stoffen in XTC-pillen onvoldoende geacht in het geval dat het bewijs niet meer omvatte dan een relaas van de verbalisant dat de pillen door hem waren onderzocht met behulp van een Narcotest, waarbij een sterk positieve reactie werd geconstateerd waaruit kon "worden afgeleid dat de onderzochte substantie XTC is, als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I".(4) Ook de overweging dat "van algemene bekendheid is dat deze pillen [XTC-pillen; WHV] als werkzame stof de chemische substanties MDA, MDMA of MDEA bevatten" kon niet de toets van de Hoge Raad doorstaan.(5)
15. De hiervoor weergegeven overweging van het Hof begrijp ik aldus dat de verdachte wist dat MDMA de werkzame stof is bij XTC, dat de verdachte bij aankoop van pillen een monster van de aan te kopen partij liet testen, dat derhalve de mogelijkheid dat de verdachte pillen als XTC-pillen verkocht die niet als werkzame stof MDMA bevatten verwaarloosbaar klein is, en dat derhalve uit de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder uit verdachtes verklaring, opgenomen in bewijsmiddel 11, volgt dat de door verdachte als XTC-pillen verkochte pillen MDMA bevatten. Aldus verstaan is de overweging van het Hof niet onbegrijpelijk en is de bewezenverklaring voldoende met redenen omkleed. Daarbij dient nog in aanmerking te worden genomen dat de verdachte gezien bedoelde verklaring zichzelf zag als deskundig, welke deskundigheid niet alleen tot uitdrukking komt in zijn wetenschap van de werkzame stof van XTC-pillen maar ook van het effect van de mate waarin die stof aanwezig is, en van de zijde van de verdachte niet is geklaagd dat hem onzuivere waar is verkocht of hem pillen werden aangeboden of zijn verkocht als XTC-pillen die niet de werkzame stof MDMA bevatten.
16. Voor wat betreft de klacht dat de bewijsmiddelen niets of onvoldoende inhouden dat de door de verdachte verhandelde speed amfetamine bevatte, wordt betoogd dat de bekennende verklaring van de verdachte dat hij speed heeft gebruikt en verkocht, niet met overtuigende zekerheid uitsluit dat het materiaal van een andere samenstelling was dan bewezenverklaard en geen amfetamine bevatte. Voor deze stof wordt in de toelichting op het middel een vergelijking getroffen met de bovengenoemde arresten inzake de aanwezigheid van MDMA of andere op Lijst I van de Opiumwet vermelde stoffen die in XTC-pillen kunnen zitten. Daarnaast wordt in de toelichting verwezen naar het vierde middel dat klaagt dat bewijsmiddel 5 een ontoelaatbare conclusie bevat. Deze laatste klacht komt bij de behandeling van het vierde middel aan de orde.
17. Speed is een verzamelnaam voor meerdere stoffen, namelijk amfetamine en wekaminen, die stimulerend werken op het centrale zenuwstelsel.(6) Amfetamine is een specifieke stof(7), die ook wel speed wordt genoemd.
18. De bewijsmiddelen houden in dat de verdachte in speed handelde bewijsm. 11), dat in de woning [a-straat 1], waar de verdachte de meeste tijd verbleef (bewijsm. 2) pillen zijn gevonden (bewijsm. 7), en dat vier monsters van die pillen bij onderzoek met behulp van een Narcotest op amfetamine sterk positief reageerden, waaruit kan worden afgeleid dat de onderzochte substantie amfetamine is/bevatte (bewijsm. 8).
19. In de toelichting op het vierde middel wordt er terecht op gewezen dat het van algemene bekendheid is dat de uitslag van de Narcotest niet meer dan een indicatief karakter heeft voor wat betreft de aard van de aangetroffen stof.(8) Daarom staat aan het beroep op het voorlopige karakter van de uitkomst van de Narcotest niet in de weg dat daarop in feitelijke aanleg geen beroep is gedaan.
20. Tegen deze achtergrond alsmede in aanmerking nemende dat de bewijsmiddelen geen verklaringen van gebruikers bevatten over de uitwerking van de door verdachte als speed aangeduide pillen, kan zonder nadere redengeving, die ontbreekt, uit de gebezigde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de door verdachte als speed aangeduide pillen als werkzame stof amfetamine bevatten.(9)
21. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen komt naar voren dat de handel in speed geen substantieel onderdeel uitmaakte van verdachtes omvangrijke handel in verdovende middelen. Daarom kan de bewezenverklaring verbeterd worden gelezen in die zin dat daaruit - kort gezegd - de amfetamine wordt geschrapt zonder dat daardoor de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd, wordt aangetast.(10) Daarmee komt aan het middel de feitelijke grondslag te ontvallen.
22. Het middel faalt.
23. Het derde middel klaagt dat het bewezenverklaarde bewerken van MDMA niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
24. Deze klacht is terecht voorgesteld. De gebezigde bewijsmiddelen houden niets in omtrent het verwerken door de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) van MDMA. Wel houden de gebezigde bewijsmiddelen in dat de verdachte zijn XTC-pillen inkocht en doorverkocht. Daarom kan de Hoge Raad de bewezenverklaring dienovereenkomstig verbeterd lezen zonder dat daardoor de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd wordt aangetast.(11) Aan het middel komt aldus de feitelijke grondslag te ontvallen.
25. Het middel faalt.
26. Het vierde middel klaagt dat de tot het bewijs gebezigde processen-verbaal van een opsporingsambtenaar die de uitslagen van Narcotests bevatten, ontoelaatbare conclusies inhouden, omdat de gebruiksaanwijzing van de fabrikant inhoudt dat deze tests alleen een voorlopige identificatie van het geteste materaal bieden en de testreagentia vals-positieve of vals-negatieve resultaten kunnen geven.
27. Voor zover het middel betrekking heeft op het aantonen van amfetamine (bewijsmiddel 8) faalt het op gronden, bij de bespreking van het tweede onderdeel van het eerste middel uiteengezet.
28. Overeenkomstig het van algemene bekendheid zijnde voorlopige karakter van de Narcotest houden de bewijsmiddelen 4 en 5 in dat de test laat zien dat het geteste materiaal GHB respectievelijk cocaïne kan bevatten. Zij behelzen echter niet de conclusie van de verbalisant dat de geteste stof inderdaad GHB, cocaïne of amfetamine bevat. Voorts in aanmerking genomen dat de verbalisanten uit hoofde van hun werkzaamheid vertrouwd zijn met de toepassing van de Narcotest en genoemde mededeling aldus moet worden begrepen dat de bij de test optredende verkleuring van de reagens overeenstemt met die verkleuring welke gelet op de aard van de test past bij de conclusie dat het geteste materiaal GHB respectievelijk cocaïne kan bevatten, kan niet worden gezegd dat genoemde processen-verbaal feiten en omstandigheden bevatten die de verbalisanten niet zelf hebben waargenomen of ondervonden.
29. Het middel faalt.
30. Het vijfde middel klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen ten aanzien van het bewerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van amfetamine uit feit 1 niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
31. Bij de bespreking van het eerste middel is uiteengezet dat de bewezenverklaring aldus verbeterd moet worden gelezen dat deze niet op amfetamine betrekking heeft. Dit betekent dat het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag.
32. De middelen drie tot en met vijf kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
33. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
34. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad kan de hoogte daarvan verminderen naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige dient het beroep te worden verworpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 HR 25 november 2003, LJN AM2764, NS 2004, 21; HR 30 november 2004, LJN AR3723. Zie ook HR 6 mei 2003, NJ 2003, 458 met een iets andere formulering: "Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat XTC als zodanig niet is vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, terwijl, naar van algemene bekendheid is, de in het spraakgebruik als XTC aangeduide drug haar effect, behalve aan MDMA, ook aan andere op genoemde lijst vermelde stoffen [curs.; WHV] kan ontlenen."
2 Zie HR 26 oktober 2004, 676; HR 15 november 2005, LJN AU3482.
3 HR 16 mei 2006, NJ 2006, 304.
4 HR 6 mei 2003, NJ 2003, 458.
5 HR 25 november 2003, LJN AM2764, NS 2004, 21.
6 Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Speed_%28drugs%29 .
7 Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Amfetamine .
8 Vgl. http://www.bvda.com/NL/prdctinf/nl_nt.html.r Zie ook HR 6 mei 2003, NJ 2003, 458.
9 Vgl. HR 6 mei 2003, NJ 2003, 458 t.a.v. XTC, waaronder ook meerdere werkzame stoffen worden begrepen.
10 Vgl. HR 27 juni 2000, 548, rov. 3.4; HR 27 april 2004, NJ 2004, 494, rov. 3.3; HR 2 december 2003, LJN AM2520, rov. 6.3.
11 Vgl. HR 27 juni 2000, 548, rov. 3.4; HR 27 april 2004, NJ 2004, 494, rov. 3.3; HR 2 december 2003, LJN AM2520, rov. 6.3.