ECLI:NL:PHR:2007:AZ8521
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. de Vries Lentsch-Kostense
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke geschil over legaat en inbrengwaarde
In deze zaak gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen [eiseres] en [verweerders] over de uitvoering van een legaat dat is opgenomen in het testament van de overleden echtgenoot van [eiseres]. De kern van het geschil betreft de vraag welke datum als peildatum moet worden gehanteerd voor de waardering van de woning die aan [eiseres] is gelegateerd tegen inbreng van de waarde. De erflater overleed op 29 november 1995, en het testament bevatte bepalingen over de uitsluiting van [eiseres] als erfgename, maar wel een legaat van de woning onder de verplichting tot inbreng van de waarde. De rechtbank te Alkmaar oordeelde dat de waarde van de woning per datum van overlijden € 220.000,- bedroeg, maar [eiseres] stelde dat de waarde op het moment van afgifte van het legaat moest worden vastgesteld. Het hof te Amsterdam oordeelde dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn om de waarde per datum van overlijden te hanteren, gezien de omstandigheden waaronder de afgifte van het legaat nog niet had plaatsgevonden. Het hof verwierp de vorderingen van [eiseres] en oordeelde dat de waarde van de woning niet op de sterfdatum kon worden vastgesteld, wat leidde tot cassatie door [eiseres]. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof, waarbij werd benadrukt dat de redelijkheid en billijkheid in deze zaak een belangrijke rol speelden. De uitspraak heeft implicaties voor de waardering van gelegateerde goederen in erfrechtelijke geschillen, vooral in situaties waar de legataris in de woning blijft wonen en er geen overeenstemming is over de voorwaarden van afgifte.