1. Zie de in cassatie niet bestreden rov. 3.5 van het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2005. Zie ook de eveneens in cassatie onbestreden rov. 2 van hetzelfde arrest, waarin het Hof de feiten, zoals vastgesteld door de Rechtbank te Alkmaar in rov. 1a tot en met d van haar vonnis van 30 mei 2002, tot uitgangspunt van zijn beslissing neemt.
2. Meer gedetailleerde informatie over de situatie ter plaatse is te vinden in het rapport van 10 mei 2000 van CED Forensic BV, dat in opdracht van Noordhollandsche is opgesteld en door [eiser] in eerste aanleg als productie 2 bij de conclusie van repliek in het geding gebracht. Zie met name de blz. 3 t/m 5.
3. Uit de processtukken blijkt dat [eiser] in dat centrum gehuisvest was; zie bijvoorbeeld het proces-verbaal van het verhoor door de politie van [eiser] op 4 januari 1999, productie 2 bij de conclusie van antwoord in eerste aanleg.
4. De uitspraak is gepubliceerd in VR 2006, 23.
5. De cassatiedagvaarding is betekend op 18 augustus 2005, derhalve binnen de termijn van art. 402 lid 1 Rv.
6. Van de zijde van Noordhollandsche is zowel in eerste aanleg als in appel een akte gedeponeerd, houdende een kaart van de plaats waar het ongeval plaatsvond. Deze kaart ontbrak in beide dossiers en is door de griffie bij de Hoge Raad, met kennisgeving aan de advocaat van [eiser], telefonisch opgevraagd bij de advocaat van Noordhollandsche. Het stuk is op 21 november 2006 ontvangen en bij het door Noordhollandsche in cassatie overgelegde dossier gevoegd.
7. Waaraan is toe te voegen HR 3 juni 2005, NJ 2005, 286; zie met name rov. 3.5.
8. Zie voor meer algemene beschouwingen over de diverse typen of categorieën verwerpelijkheid of verwijtbaarheid van gedrag onder meer: M.M. Mendel, Opzet en schuld in het schadeverzekeringsrecht, bijdrage in de bundel 'In volle verzekerdheid', 1993, blz. 115 e.v.; K.F. Haak-F.L. Koot, Bewuste roekeloosheid in het privaatrecht, bundel opstellen, SI-EUR-reeks, deel 36, 2004; I. Haazen, Roekeloosheid en bewuste roekeloosheid in de systematiek van het Burgerlijk Wetboek, WPNR 2004/6569 en 6570; Asser-Hartkamp, 4-III, 2006, nr. 70 e.v.; losbladige bundel Schadevergoeding, artikel 98, aant. 29.4.
9. De ter duiding van die categorieën gebezigde terminologie is de afgelopen tijd aan wijziging onderhevig geweest. Zo ziet men 'roekeloosheid' de plaats innemen van 'grove schuld', maar of deze categorieën ten opzichte van elkaar wel volledig synoniemen zijn is niet geheel duidelijk.Zie in dit verband bijvoorbeeld HR 12 december 1997, NJ 1998, 208 en HR 18 juni 2004, NJ 2004, 585. Zie verder onder meer: M.M. Mendel, t.a.p., blz. 117; I. Haazen, t.a.p., blz. 195; V. van den Brink, Opzet, grove schuld en exoneratiebedingen, NbNBW 20, blz. 95-97.
10. Zie M.M. Mendel, t.a.p., blz. 117 en 118.
11. Zie HR 20 september 1996, NJ 1997, 198 en HR 11 september 1998, NJ 1998, 870.
12. Zie HR 5 januari 2001, NJ 2001, 391 en 392 (K.F. Haak) met een vervolg in HR 14 juli 2006, NJ 2006, 599 (K.F. Haak); HR 22 februari 2002, NJ 2002, 388 (K.F. Haak); HR 11 oktober 2002, NJ 2002, 598.
13. Zie in dit verband de Memorie van Toelichting bij art. 7.17.2.9, de voorloper van artikel 7:952, TK 1985-1986, 19 529, nr. 3, blz. 25-26.
14. Een enkele opmerking over het begrip 'opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid' treft men ook nog op de volgende plaatsen aan: Reactie ANWB op het Wetsvoorstel verkeersongevallen, VR 1998, nr. 2, blz. 36, lk; A.T. Bolt, Opzet en bewuste roekeloosheid in het wetsvoorstel Verkeersongevallen, VR 1998, nr. 6, blz. 161/162; P.A. Kottenhage-Edzes, Het wetsvoorstel verkeersongevallen: een aanvaardbaar compromis?, NJB 1998, blz. 111.
15. Zie, met voorbeelden: A.J.O. van Wassenaer van Catwijck/R.H.C. Jongeneel, Eigen schuld en mede-aansprakelijkheid, 1995, p. 17-18. Zie ook: Losbl. Schadevergoeding (Boonekamp), aant. 17.7 bij art. 6:101 BW.
16. Zie o.m.: HR 19 november 2004, NJ 2005, 553, m.nt. DA, rov. 4.2.2; HR 24 september 2004, NJ 2005, 466, m.nt. DA, rov. 3.6; HR 4 mei 2001, NJ 2002, 214, m.nt. CJHB, rov. 3.7.4 en HR 28 februari 1992, NJ 1993, 566, m.nt. CJHB, rov. 3.8. en verder de losbladige bundel Schade-vergoeding, art. 101, aant. 22.
17. Zie regel 2 in het hierboven in 2.1 opgenomen citaat uit HR 4 mei 2001, NJ 2002, 214 (CJHB).
18. Zie HR 31 mei 2002, NJ 2004, 161, m.nt. JH, rov. 4.1.
19. Zie in dit verband de memorie van grieven, onder 8 t/m 25.
20. Hierbij past wel de opmerking dat Noordhollandsche in eerste aanleg heeft gesteld dat [betrokkene 1] de situatie ter plekke niet anders kende dan dat zij er wel eens langs was gekomen; zie conclusie van dupliek, § 9.
21. Illustratief zijn in dit verband ook de foto's 5, 6, 8 en 9 die als productie 4 bij de conclusie van antwoord in het geding zijn gebracht.