ECLI:NL:PHR:2007:AZ5710

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
20 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01213/06 J
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak met opgelegde straf hoger dan wettelijk maximum voor minderjarige verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof te Arnhem op 18 mei 2005 een verdachte veroordeeld tot achttien maanden jeugddetentie, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, voor ernstige misdrijven gepleegd toen de verdachte vijftien jaar oud was. De verdachte was ten tijde van de delicten nog geen zestien jaar, wat volgens artikel 77i, eerste lid, aanhef en onder a, Sr betekent dat de maximale jeugddetentie twaalf maanden kan bedragen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof hiermee het wettelijk maximum heeft overschreden, wat leidt tot schending van de wet. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatieberoep op 26 mei 2005 is ingesteld en dat de stukken pas op 28 april 2006 bij de Hoge Raad zijn ontvangen, waardoor de inzendtermijn van acht maanden met meer dan drie maanden is overschreden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de opgelegde straf moet worden verminderd.

De Hoge Raad heeft de gegrondheid van de middelen van cassatie bevestigd. Het hof had ten onrechte aangenomen dat er een intensief toezicht en behandeling nodig was, terwijl de feitenrechter het beste kan beoordelen of dit noodzakelijk is. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem om opnieuw te beslissen over de straftoemeting, waarbij de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking moet worden genomen. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad was dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen voor zover het betreft de strafoplegging.

Conclusie

Nr. 01213/06 J
Mr Machielse
Zitting 2 januari 2007
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft verdachte op 18 mei 2005 voor 1. subsidiair "Met iemand van wie de dader weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam" en 6. "Medeplegen van met iemand van wie de dader weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam" veroordeeld tot achttien maanden jeugddetentie, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts zijn beslissingen genomen ten aanzien van vorderingen van benadeelde partijen en heeft het hof een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort, heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld en schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel klaagt over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase omdat tussen het instellen van het cassatieberoep en de ontvangst van de stukken ter administratie van de Hoge Raad meer dan acht maanden zijn verstreken.
3.2. Het cassatieberoep is ingesteld op 26 mei 2005. De stukken zijn bij de Hoge Raad ontvangen op 28 april 2006. Aldus is de door de Hoge Raad gestelde inzendtermijn van acht maanden met ruim drie maanden overschreden. Dit dient te leiden tot strafvermindering.
Het middel slaagt.
4.1. Het tweede middel klaagt erover dat aan de verdachte een hogere straf is opgelegd dan wettelijk mogelijk is.
4.2. Art. 77i, eerste lid, aanhef en onder a, Sr geeft aan dat als een verdachte ten tijde van het plegen van het delict nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt de jeugddetentie ten hoogste twaalf maanden kan bedragen. De verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten in februari 2004, vijftien jaar en vier maanden. De maximumduur is absoluut in die zin dat bij samenloop van diverse strafbare feiten ingevolge art. 77gg, tweede lid, Sr geen verhoging boven het maximum is toegestaan, terwijl art. 77a Sr de werking van art. 57 Sr voor jeugdigen uitsluit.(1) Ook dit middel slaagt.
5. Beide middelen slagen. De vraag is welk gevolg hieraan gegeven dient te worden. De verdachte heeft het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf reeds in voorarrest uitgezeten. Het hof had aan het voorwaardelijk deel van de opgelegde straf echter een bijzondere voorwaarde van behoorlijk kaliber verbonden:
"dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van de Bureau Jeugdzorg te Hengelo en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte, ook indien en voor zover Bureau Jeugdzorg gedurende de proeftijd een ambulante behandeling van verdachte of een opname in een behandelinstelling voor de duur van maximaal één jaar nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling om verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen."
Klaarblijkelijk meende het hof dat niet kon worden volstaan met een 'kale' vrijheidsbeneming maar dat, gelet op de over verdachte opgemaakte rapportage, een intensief toezicht met mogelijk zelfs een behandeling nodig was. Als de gegrondverklaring van het tweede middel in cassatie slechts tot gevolg zou hebben dat de Hoge Raad eigenhandig de straf verlaagt en de bijzondere voorwaarde schrapt zou dit toezicht niet meer mogelijk zijn.
Het komt mij voor dat de feitenrechter het best in staat is af te wegen of niet alsnog enigerlei toezicht of behandeling van verdachte noodzakelijk is gelet op hetgeen over hem inmiddels bekend is, en, indien de feitenrechter tot de slotsom komt dat die noodzaak bestaat, daaraan in concreto gestalte te geven, waarbij de feitenrechter de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking zal dienen te nemen.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen voor zover het betreft de strafoplegging en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde opnieuw over de straftoemeting te beslissen. Ambtshalve heb ik geen andere gronden voor vernietiging aangetroffen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Zie J.A.C. Bartels, Jeugdstrafrecht, het nieuwe jeugdstrafrecht, Studiepocket strafrecht, 2e, p. 57.