1 Zie rov. 4.1 en rov. 3 in verbinding met het vonnis van de rechtbank, onder 2.
2 Met 'de netbeheerders' worden in deze conclusie ook hun rechtsvoorgangers bedoeld. In de loop van het geding hebben door fusies e.d. enkele mutaties plaatsgevonden.
3 Met de aanduiding 'ProRail' worden in deze conclusie ook haar rechtsvoorgangers bedoeld, te weten Railinfrabeheer B.V. en NS Railinfrabeheer B.V.
4 De vordering in eerste aanleg was mede gericht tegen N.S. Reizigers B.V. Deze vennootschap speelt in de fase van cassatie geen rol meer.
5 In de feitelijke instanties was mede in geschil of ProRail dan wel de spoorwegmaatschappij moet worden aangemerkt als de afnemer; zie daarover rov. 4.11 van het bestreden arrest, in cassatie onbestreden.
6 S.t. zijdens de netbeheerders onder 2 - 3 en 13 - 16; zie ook de pleitnota namens ProRail in hoger beroep, onder 6 - 19.
7 LJN: AF9373.
8 PbEG L 027 blz. 20. Deze Richtlijn is inmiddels ingetrokken en vervangen door Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, PbEG L 176 blz. 37.
9 Wet van 2 juli 1998, Stb. 427 (S&J editie 125).
10 MvT, Kamerstukken II 1997/98, 25 621, nr. 3, blz. 1. Voor een algemene introductie tot de Elektriciteitswet 1998: A.E.H. Huygen, Regulering bij concurrentie; de Nederlandse elektriciteitssector, diss. 1999 (uitgave DSWO-Press ISBN 90-9012696-1); L. Hancher en S. Lavrijssen, Geleidelijk op weg naar een geliberaliseerde Elektriciteitsmarkt, SEW 2000, blz. 42-55 (met een update in NTER 2002, blz. 33 e.v.); A. Huygen, Marktwerking: elektriciteit en water, O & F 2004, nr. 62, blz. 9-16.
11 Momenteel is bij de Eerste Kamer een wetsvoorstel (30 212) in behandeling dat ertoe strekt een verdergaande onafhankelijkheid van netbeheerders te bereiken.
12 Hoogspanningsleidingen leggen een zodanig beslag op de beschikbare ruimte dat bezwaarlijk een reeks hoogspanningsleidingen naast elkaar kan worden gebouwd om concurrentie mogelijk te maken.
13 MvT, Kamerstukken II 1997/98, 25 621, nr. 3, blz. 9. Zie ook Kamerstukken II 1997/98, 25 621, nr. 7 (Nota n.a.v. het verslag), blz. 2.
14 Par. 5 (art. 26b - 39) regelt de tariefstructuren en voorwaarden. Par. 6 (art. 40 - 43) geeft regels voor de tarieven en boekhouding van de netbeheerder.
15 Wet van 9 december 2004, Stb 2005, 172. Zie: M.G.A.M. Custers, Toezicht in de energiesector, O & F 2004, nr. 62, blz. 47-52.
16 Op grond van deze bepaling heeft de minster van EZ op 9 januari 2005 een Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit vastgesteld (Stcrt. 13 januari 2005, nr. 9, blz. 11).
17 De technische voorwaarden zijn vervat in een NetCode, MeetCode en SysteemCode, overgelegd als productie 3 bij CvE in eerste aanleg. De Codes en andere relevante regelgeving zijn gebundeld in M.L. Pigmans (red.), Integraal energierecht, 2005; de Codes zijn ook te raadplegen via de website www.dte.nl.
18 De voorgaande uitgangspunten zijn bij wet van 3 juni 1999, Stb. 260 in de Elektriciteitswet 1998 neergelegd.
19 Dit laatste uitgangspunt is bij wet van 1 juli 2004, Stb. 328, toegevoegd.
20 Voor het eerst vastgesteld bij besluit van 30 september 1999 (overgelegd als productie 2 bij CvE in eerste aanleg) en nadien meermalen gewijzigd, laatstelijk bij besluit van 26 september 2006.
21 Het voor de transportkosten vastgestelde tarief dient ter dekking van de kosten van de door de netbeheerder beheerde infrastructuur, voor zover deze kosten geen deel uitmaken van de aansluitkosten; zie art. 3.2.1 TarievenCode.
22 Transportonafhankelijke kosten zijn kosten die geen directe relatie hebben met de benodigde transportcapaciteit of het transportvolume; bij transportafhankelijke kosten is deze relatie wel aanwezig. Zie de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit, toelichting, art. 3.
23 Dat was reeds het uitgangspunt in de TarievenCode. Zie thans art. 29 lid 3 Elektriciteitswet 1998, zoals gewijzigd bij wet van 1 juli 2004, Stb. 328.
24 Zie art. 3.7.2 TarievenCode en de alfabetische Begrippenlijst, behorende bij de door de DTE vastgestelde Technische voorwaarden.
25 In de Begrippenlijst van de DTE is KWmax omschreven als: "De werkelijk voorgekomen maximale belasting van het net door een aangeslotene op een netaansluiting, die bij een meetperiode van 15 minuten of minder wordt bepaald op basis van de waarde per klokkwartier en die bij een andere meetperiode wordt bepaald op basis van de hoogste waarde per meetperiode."
26 Zie art. 3.7.5 - 3.7.6 TarievenCode.
27 Zie ook: H.P.A. Knops, Hoeveel contracten gaan er door één draadje? O & F 2004, nr. 62, blz. 22 - 28, i.h.b. blz. 25.
28 Kamerstukken II 1997/98, 25 621, nr. 2.
29 Kamerstukken II 1997/98, 25 621, nr. 6 (Verslag), blz. 44.
30 Wet van 23 december 1994, Stb. 923. Art. 36a, lid 1 onder f, WBM omschreef het begrip `aansluiting' in de WBM als: een aansluiting van een in Nederland gelegen onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet waardering onroerende zaken op het Nederlandse distributienet waaruit elektriciteit of aardgas aan de verbruiker wordt geleverd; een aansluiting kan bestaan uit een of meer leveringspunten.
31 Kamerstukken II 1997/98, 25 621, nr. 7 (Nota n.a.v. het verslag), blz. 75-76; nr. 8 (Nota van wijziging), blz. 5.
32 Tot 1 januari 2005: 'a tot en met d'. Letter `e' heeft betrekking op complexen van recreatiewoningen e.d. en kan verder buiten beschouwing blijven.
33 Deze laatste bepaling maakt het bijvoorbeeld mogelijk, fabriekscomplexen, luchthavens en agrarische bedrijven als één onroerende zaak te belasten. Zie voor een toelichting op en (fiscale) jurisprudentie over deze bepaling: fiscale encyclopedie De Vakstudie, 3, Lokale belastingen en milieuheffingen, aant. 9 - 9.1.3 op art. 16 WOZ.
34 Zie de brief van de Directeur van het Centrum voor proces- en productieontwikkeling namens de staatssecretaris van financiën d.d. 21 februari 2001 (door ProRail overgelegd als productie 1 bij CvA). In de Vakstudie (zie vorige voetnoot), aant. 9.1.3 op art. 16 WOZ, werd nog een ander standpunt ingenomen: weliswaar kan het merendeel van de eigendommen van (toen nog) de N.V. Nederlandse Spoorwegen voor de lokale belasting worden aangemerkt als een samenstel als bedoeld in art. 16 WOZ, maar uitsluitend voor zover zij zijn gelegen binnen één gemeente. Inmiddels maakt de nieuwe bepaling van art. 16, aanhef en onder f, WOZ het gemeenten mogelijk belasting te heffen op een gedeelte van een onroerende zaak.
35 Cassatierepliek blz. 6.
36 Overgelegd als productie 16 bij CvE in eerste aanleg.
37 Dit standpunt van de DTE is te kennen uit rov. 3.4 van CBB 2 augustus 2002, LJN: AE6323. Deze uitspraak had overigens betrekking op het tarief voor systeemdiensten.
38 MvT, Kamerstukken II 1998/99, 26 303, nr. 3, blz. 21.
39 Verzoek aan de gezamenlijke netbeheerders tot aanpassing van de TarievenCode (blz. 18-20; citaten uit alinea's 39, 41 en 44), door ProRail overgelegd als productie 12 bij akte overlegging producties ten behoeve van het pleidooi in eerste aanleg.
40 Kamerstukken II 2003/04, 29 372, nr. 15 (Nota n.a.v. het nader verslag), blz. 44-45.
41 Niet gepubliceerd; overgelegd als productie 1 bij MvA.
42 Zie het Besluit van de DTE tot wijziging van de tariefstructuren, bedoeld in artikel 36 Elektriciteitswet 1998, van 20 augustus 2003, overgelegd als productie A.2a bij MvG.
43 Datum inwerkingtreding van de wet van 1 juli 2004, Stb. 328.
44 Gewijzigd amendement van de Tweede Kamerleden Hessels, Crone en De Krom, Kamerstukken II 2003/04, 29 372, nr. 59 (ter vervanging van nr. 28).
45 Kamerstukken II 2003/04, 29 372, nr. 52 (Wetgevingsoverleg), blz. 4.
46 Te raadplegen via www.dte.nl; zie s.t. ProRail, blz. 74. In dit geding is niet aangevoerd dat het besluit tot vaststelling van art. 3.1.3 formele rechtskracht zou hebben ten opzichte van ProRail. Dit hangt kennelijk samen met de jurisprudentie van het CBB hierover: zie J.C.A. de Poorter, Ontvankelijkheidskwesties in de energie- en telecommunicatiesector, M&M 2004, blz. 155-163 en CBB 6 juli 2005, AB 2005, 397.
47 Bedoeld is: CBB 6 juli 2005, LJN: AT9207.
48 Spaties toegevoegd, A-G.
49 S.t. ProRail, blz. 81.
50 Vgl. s.t. netbeheerders, blz. 44.
51 Het namens de staatssecretaris van Financiën ingenomen standpunt was niet bindend voor het hof; vgl. rov. 4.8.
52 Vgl. cassatierepliek blz. 7 onder 2.4.
53 De s.t. namens ProRail onderscheidt het tijdvak van 1 januari 2000 tot 1 januari 2004, toen art. 3.1.3 TarievenCode de eis van galvanische verbondenheid introduceerde, het tijdvak van 1 januari 2004 tot 14 juli 2004, toen art. 27 lid 2 onder c Elektriciteitswet 1998 van kracht werd, en het tijdvak daarna.
54 Een optie die het risico meebrengt dat bij een eventuele stroomstoring een veel groter deel van het spoorwegverkeer komt stil te liggen dan wanneer sprake is van een aantal galvanisch gescheiden aansluitpunten per netbeheerder.
55 Kamerstukken II 2003/04, 29 372, nr. 15 (Nota n.a.v. het nader verslag), blz. 15.
56 Overgelegd als productie A.2b bij MvG. Zie de alinea's 77 - 82.
57 LJN: AT9207.
58 Dit komt overeen met het huidige tweede lid, aanhef en onder a, Elektriciteitswet 1998.
59 Deze wettelijke bepaling heeft inmiddels zijn weerslag gevonden in art. 2.1.5 TarievenCode.
60 Kamerstukken II 2002/03, 28 174, nr. 41 (gewijzigd amendement Kortenhorst c.s.), blz. 1. Zie ook stuk nr. 9 (nader verslag, blz. 3); stuk nr. 54 (wetgevingsoverleg), mondelinge toelichting van Kortenhorst op blz. 24-25; Voorlopig verslag 1e kamer (Kamerstukken I 2002/03, 28 174, nr. 110a, blz. 6) en de reactie van de regering (ibidem nr. 110b, blz. 6).
61 Art. 3.6.1 e.v. TarievenCode.
62 Kamerstukken II 1998/99, 26 303, nr. 3 (MvT), blz. 22.
63 Met behulp van eigen transformatoren kan de afnemer in eigen beheer het spanningsniveau aanpassen aan zijn behoefte.