ECLI:NL:PHR:2007:AZ1706
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de appeldagvaarding wegens onjuist adres bij hoger beroep
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verzoeker is veroordeeld tot acht weken gevangenisstraf wegens bijstandsfraude. De verzoeker had hoger beroep ingesteld en daarbij een adres in Nederland opgegeven. Echter, de appeldagvaarding is verzonden naar een briefadres in Luxemburg, wat leidde tot de vraag of deze dagvaarding rechtsgeldig was betekend. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerder arrest en oordeelt dat het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, onbegrijpelijk is zonder nadere motivering. De Hoge Raad verklaart de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig.
De zaak begint met de verzoeker die op 10 mei 2000 hoger beroep instelt, waarbij hij een adres in Nederland opgeeft. Het Hof had eerder de appeldagvaarding nietig verklaard omdat deze alleen aan de griffier was uitgereikt, zonder dat er een bekend adres van de verzoeker in Nederland was. De verzoeker had een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie overgelegd, waaruit bleek dat hij naar een briefadres in Luxemburg was vertrokken. De dagvaarding voor de zitting van het Hof op 9 mei 2001 vermeldde dit briefadres, maar de vraag was of de dagvaarding naar het juiste adres was verzonden.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeert dat de dagvaarding nietig is, omdat de verzoeker bij het instellen van hoger beroep een adres in Nederland had opgegeven. De Hoge Raad oordeelt dat de verzoeker door het verzuim om de dagvaarding naar het juiste adres te zenden, niet in zijn belangen is geschaad. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, maar de Hoge Raad benadrukt dat de eerste twee middelen voor afdoening in aanmerking komen met een korte motivering.