1 Het arrest is ook gepubliceerd in Informatierecht/AMI 2000, blz. 89 e.v. m.nt. F.W. Grosheide.
2 Ik zal niet gedetailleerd ingaan op deze kwestie, nu zij in cassatie geen rol meer speelt.
3 Zie pleitnota zijdens [eiser] van 17 juni 2002, blz. 11-12.
4 Over de proceskosten in het eerste cassatieberoep had de Hoge Raad al een beslissing genomen.
5 Zie over dit onderwerp: A.J. Verheij, Punitive damages, immateriële schade en fundamentele rechtsbeginselen, Ars Aequi 1997 p. 71-81; A.T. Bolt en J.A.W. Lensing, Privaatrechtelijke boete, preadvies Ned. Ver. voor Rechtsvergelijking 1993; C.J.J.C. van Nispen, Sancties in het vermogensrecht, Mon. NBW A-11, 2003. Punitive damages worden doorgaans verklaard vanuit een preventieve functie van het onrechtmatige daadsrecht. Dit wil niet zeggen dat elke verplichting tot schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad de benadeelde tevens aanspraak geeft op winstafdracht. Internationaal wordt aan schadevergoeding, naast een compensatoire functie, een preventieve functie toegekend. Zie bijv. art. 10:101 van de Principles of European Tort Law: "Damages are a money payment to compensate the victim, that is to say, to restore him, so far as money can, to the position he would have been in if the wrong complained of had not been committed. Damages also serve the aim of preventing harm." De Principles verplichten niet tot winstafdracht; de toelichting wijst wel op de bestaande vorderingen tot winstafdracht bij inbreuk op intellectuele eigendom; European Group on Tort Law, Principles of European Tort Law, Text and Commentary, 2005 (ISBN-10 3-211-23084-X), blz. 152.
6 Art. 43 lid 3 ROW: "In plaats van schadevergoeding kan worden gevorderd, dat de gedaagde veroordeeld wordt de door de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen; indien de rechter evenwel van oordeel is, dat de omstandigheden van het geval tot zulk een veroordeling geen aanleiding geven, zal hij de gedaagde tot schadevergoeding kunnen veroordelen." Zie over dit voorschrift: HR 9 november 1990, NJ 1991, 169 m.nt. DWFV.
7 Kamerstukken II 1974/75, 13 209 (R 967), nr. 3, blz. 58-59.
8 Uit de MvT: "De aan de maker of zijn rechtverkrijgenden toekomende vordering tot schadevergoeding behoeft in de praktijk niet altijd doeltreffend te zijn, aangezien de schade soms moeilijk is vast te stellen. (...) Een en ander kan ertoe leiden dat de inbreukmaker de door hem onrechtmatig genoten winst geheel of gedeeltelijk kan behouden. In verband hiermee wordt voorgesteld om de maker of zijn rechtverkrijgenden naar analogie van artikel 43 Rijksoctrooiwet de mogelijkheid te geven om in plaats van schadevergoeding afdracht van de door de inbreuk genoten winst te vorderen. De rechthebbende ziet zich bij deze laatste vordering niet geplaatst voor de problemen die zich kunnen voordoen bij een vordering tot vergoeding van de geleden schade. De rechthebbende is bij deze vordering immers niet gehouden de door hem geleden schade te bewijzen. De inbreukmaker zal rekening en verantwoording moeten afleggen van de door hem als gevolg van de inbreuk gemaakte winst." (Kamerstukken II 1986/87, 19 921, nr. 3, blz. 9).
9 Kamerstukken II, 1987/88, 19 921, nr. 11.
10 Per 1 oktober 1989. In de feitelijke instanties is door partijen kort gestreden over de vraag of dit artikel temporeel wel van toepassing is: de beweerdelijke inbreuk is gedeeltelijk vóór die datum begaan. Zie akte uitlating producties (De Boer) d.d. 7 mei 1997, punt 13, en de reactie daarop van de zijde van [eiser], conclusie na verwijzing, punt 15 (kort samengevat: ook na 1 oktober 1989 zou het beschermde werk nog door De Boer zijn verhandeld). Nadien is deze kwestie uit het zicht verdwenen. Het hof heeft zonder meer aangenomen dat art. 27a Auteurswet 1912 van toepassing is; in cassatie is daarover niet geklaagd.
11 Zie ook: AMI 2000, 134 m.nt. T.E. Deurvorst.
12 Zie over de vereisten van verrijking en verarming: Asser-Hartkamp, 4-III, 2006, nrs. 354-355. Nu in het onderhavige geding geen beroep is gedaan op ongerechtvaardigde verrijking, volsta ik met deze korte aantekening.
13 "Naast schadevergoeding kan worden gevorderd, dat de gedaagde veroordeeld wordt de door de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen; indien de rechter evenwel van oordeel is, dat de omstandigheden van het geval tot zulk een veroordeling geen aanleiding geven, zal hij de gedaagde tot schadevergoeding kunnen veroordelen."
14 Zie ook art. 14 lid 3 eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen en art. 16 van de Wet op de naburige rechten.
15 Trb. 2005, 96; zie art. 2.21 lid 2 m.b.t. de merkhouder resp. art. 3.17 lid 2 m.b.t. tekeningen of modellen.
16 Zaak A 2004/5, Jurisprudentie/jurisprudence 2005, blz. 34 e.v.
17 Trb. 1995, 130. Art. 45 lid 1: "De rechterlijke autoriteiten hebben de bevoegdheid de inbreukmaker te gelasten aan de houder van het recht een toereikende schadevergoeding te betalen ter compensatie van de schade die de houder van het recht heeft geleden (...)".
18 Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, Pb EG L 157 resp. L 195. De implementatietermijn van deze richtlijn is op 29 april 2006 verstreken.
19 De considerans van de Richtlijn vermeldt onder 26 onder meer: "De bedoeling is niet een verplichting te introduceren om te voorzien in een niet-compensatoire schadevergoeding, maar wel schadeloosstelling mogelijk te maken die op een objectieve grondslag berust (...)".
20 Vgl. Spoor/Verkade/Visser, Auteursrecht, 2005, blz. 504: "Als de eiser winstafdracht wil, moet de rechter die toewijzen."
21 Zie de pleitnota namens [eiser] d.d. 17 juni 2002.
22 Akte uitlating producties d.d. 7 mei 1997, punt 13; pleitnota aan de zijde van Laurus N.V. d.d. 17 juni 2002, punten 4.4 - 4.8.
23 Vgl. mijn ambtgenoot Verkade in (alinea 3.19 van) zijn conclusie voor HR 31 januari 2003, LJN: AF1305.
24 Voorheen art. 56 (oud) Rv. Zie i.h.a. over compensatie van proceskosten: losbl. Burgerlijke Rechtsvordering, aant. 8 op art. 237 (E.J. Numann).
25 Vgl. HR 8 mei 1998, NJ 1998, 640; HR 10 september 1985, NJ 1986, 199.
26 Het voorgestelde artikel luidt: "Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet." Deze bepaling kan gevolgen hebben voor de hoogte van de te liquideren proceskosten (zie daarover: D.J.G. Visser, in AMI 2006, blz. 17).